ECLI:NL:RBDHA:2019:4073
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse homoseksueel wegens kennelijke ongegrondheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2019 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Iraanse man die homoseksueel is. De eiser, die in 1982 is geboren, heeft eerder in Duitsland een asielaanvraag ingediend, maar heeft in Nederland opnieuw asiel aangevraagd op basis van zijn seksuele geaardheid. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 18 april 2019, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de eiser problemen heeft gehad in Iran vanwege zijn homoseksualiteit, maar dat de Staatssecretaris de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank concludeerde dat de eiser inconsistent en vaag was in zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij in Iran zou ondervinden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond was, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser konden onderbouwen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.