ECLI:NL:RBDHA:2019:404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de eiser. De eiser had aangevoerd dat hij problemen ondervond van zijn stiefvader en dat hij in Algerije niet veilig zou zijn. De rechtbank erkende dat het asielrelaas van de eiser geloofwaardig was, maar concludeerde dat hij niet had aangetoond dat Algerije voor hem niet veilig was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij bescherming van de autoriteiten in Algerije nodig had en dat zijn beroep ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.