ECLI:NL:RBDHA:2019:403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
NL18.23365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag wegens overschrijding Dublintermijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, die stelt Eritrese nationaliteit te hebben. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet binnen de termijnen van de Dublinverordening aan Italië is overgedragen, maar dat zij inmiddels is opgenomen in de nationale procedure. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep. Aangezien verweerder inmiddels inhoudelijk op de asielaanvraag van eiseres zal beslissen, heeft eiseres geen belang meer bij een oordeel over haar overdracht naar Italië. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.23365

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. E.L. Garnett),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.23366, plaatsgevonden op 10 januari 2019. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaande berichtgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Verweerder gaat er van uit dat eiseres geboren is op [geboortedatum] 1998.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Uit Eurodac is onder meer gebleken dat eiseres op 22 december 2017 in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 6 juni 2018 heeft verweerder bij Italië een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). Op 19 juni 2018 heeft Italië dit verzoek aanvaard.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartegen beroep ingesteld.
4. Bij schrijven van 7 januari 2019 heeft verweerder medegedeeld dat eiseres niet binnen de termijnen, zoals genoemd in artikel 29, tweede lid van de Dublinverordening, is overgedragen aan de autoriteiten van Italië. Gelet hierop is eiseres door verweerder (alsnog) opgenomen in de nationale procedure.
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres voldoende procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep.
5.1.
Van voldoende procesbelang is sprake indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
5.2.
De rechtbank stelt aan de hand van het onder 4. genoemde schrijven vast dat verweerder inhoudelijk gaat beslissen op de asielaanvraag van eiseres, zodat zij thans geen belang (meer) heeft bij een oordeel over haar overdracht naar Italië. Dat onzeker is of eiseres hier te lande in het bezit zal worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om procesbelang in de onderhavige procedure aan te nemen.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
7. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat verweerder de overdrachtstermijn heeft laten verstrijken en als gevolg daarvan eiseres heeft opgenomen in de nationale procedure nadat het beroep was ingesteld. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.