ECLI:NL:RBDHA:2019:3971
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen
In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 maart 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van zes minderjarigen. De minderjarigen verblijven bij hun grootouders, die tevens pleegouders zijn, en de moeder woont sinds oktober 2018 ook bij hen. De kinderrechter oordeelt dat er feitelijk geen sprake meer is van een uithuisplaatsing, aangezien de moeder de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen. De kinderrechter wijst erop dat een machtiging tot uithuisplaatsing niet kan dienen om een pleegzorgvergoeding af te dwingen en dat de financiële problemen van de moeder niet als redengevend kunnen worden beschouwd voor het verlengen van de machtiging.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen psychische problemen vertonen door hun belaste verleden en dat er zorgen zijn over hun emotionele ontwikkeling. De school heeft signalen van internaliserend en externaliserend gedrag geuit. De kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de hulp en begeleiding voor de moeder en de minderjarigen te waarborgen. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling voor de duur van elf maanden, maar wijst het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af, omdat de juridische vereisten daarvoor niet meer zijn vervuld.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.