ECLI:NL:RBDHA:2019:3906
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Roma uit Macedonië op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Roma-gezin uit Macedonië. De eisers, een man en vrouw met de Macedonische nationaliteit, hebben een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 april 2019, maar de eisers zijn niet verschenen. De verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de eisers, ondanks hun verklaringen over discriminatie en geweld in Macedonië, niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat Macedonië in hun specifieke geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die Macedonië als veilig land heeft aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden voor Roma in Macedonië niet zodanig zijn dat er sprake is van een onhoudbare situatie, en dat de verklaringen van de eisers niet voldoende zijn onderbouwd met objectief bewijs.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van hun asielaanvraag door de Staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.