ECLI:NL:RBDHA:2019:3836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Macedonische lesbische vrouw wegens veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Macedonische vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, geboren in 1997, heeft aangevoerd dat zij problemen ondervindt vanwege haar seksuele geaardheid in Macedonië. Ze heeft een incident uit 2010 beschreven waarbij ze werd mishandeld door vier mannen en een incident uit 2017 waarin ze beledigd werd omdat ze hand in hand liep met haar vriendin. De vrouw stelt dat ze niet terug kan naar Macedonië omdat ze als lesbische vrouw wordt gediscrimineerd en geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat Macedonië als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd, ook voor LHBT-ers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, hoewel haar verklaringen geloofwaardig zijn, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in haar persoonlijke geval niet veilig kan terugkeren naar Macedonië. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad van State en rapporten over de situatie van LHBT-ers in Macedonië.
De rechtbank concludeert dat er geen rechtsgronden zijn voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is openbaar gedaan en er is de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.