Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
Wraking’;
Rechtbank Den Haag
Op 1 april 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van verzoekers, die betrokken zijn bij strafzaken met parketnummers 09/192040-18 en 09/192061-18. Verzoekers hebben de wraking ingediend tegen mr. W.N.L. Donker, de politierechter, op basis van de stelling dat de rechter hen niet serieus nam en al een oordeel had gevormd over de zaak. De verzoekers voerden aan dat de afwijzing van hun preliminaire verzoeken en de motivering daarvan een indicatie van partijdigheid en vooringenomenheid opleverde.
De wrakingskamer heeft de verzoeken gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat procedurele beslissingen, zoals de afwijzing van de verzoeken, in beginsel geen grond vormen voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekers dat de rechter partijdig was. De verzoekers werden verweten het wrakingsinstrument te misbruiken om hun zin te krijgen, en de wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet meer in behandeling zou worden genomen.
De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen, het proces in de hoofdzaak werd voortgezet, en dat toekomstige wrakingsverzoeken niet meer in behandeling zouden worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.