ECLI:NL:RBDHA:2019:3798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
C/09/569742 / KG RK 19-383 + C/09/569743/ KG RK 19-3848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaken met beschuldigingen van mishandeling en belediging van ambtenaren

Op 1 april 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van verzoekers, die betrokken zijn bij strafzaken met parketnummers 09/192040-18 en 09/192061-18. Verzoekers hebben de wraking ingediend tegen mr. W.N.L. Donker, de politierechter, op basis van de stelling dat de rechter hen niet serieus nam en al een oordeel had gevormd over de zaak. De verzoekers voerden aan dat de afwijzing van hun preliminaire verzoeken en de motivering daarvan een indicatie van partijdigheid en vooringenomenheid opleverde.

De wrakingskamer heeft de verzoeken gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat procedurele beslissingen, zoals de afwijzing van de verzoeken, in beginsel geen grond vormen voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekers dat de rechter partijdig was. De verzoekers werden verweten het wrakingsinstrument te misbruiken om hun zin te krijgen, en de wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet meer in behandeling zou worden genomen.

De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen, het proces in de hoofdzaak werd voortgezet, en dat toekomstige wrakingsverzoeken niet meer in behandeling zouden worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummers 2019/17 en 2019/18
zaak- /rekestnummers:
569742/ KG RK 19-383 - parketnummer 09/192040-18 ( [verzoeker] )
569743/ KG RK 19-384 - parketnummer 09/192061-18 ( [verzoekster] )
Beslissing van 1 april 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] (2019/17),
en
[verzoekster] (2019/18),
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers.
strekkende tot de wraking van
mr. W.N.L. Donker,
politierechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
J. Boon,
officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift gericht aan de politierechter, gedateerd 27 februari 2019;
- de processen-verbaal van 6 maart 2019 betreffende de beide strafzaken waarin de mondelinge wrakingsverzoeken zijn vermeld en de bijlagen bij de processen-verbaal, namelijk een schriftelijk stuk van verzoekers, getiteld ‘Preliminaire verzoeken en mededelingen’ en een stuk met de aanhef ‘
Wraking’;
- het e-mailbericht van verzoekers van 7 maart 2019;
- het e-mailbericht van verzoekers van 10 maart 2019 (doorzenden van de brief van 7 maart 2019 aan de wrakingskamer);
- de schriftelijke reactie van de rechter van 12 maart 2019;
- het e-mailbericht van verzoekers van 13 maart 2019 (verzoek aanvullende p.v.’s);
- een tweetal e-mailberichten getiteld “wrakingsverzoek II” van verzoekers van 14 maart 2019;
- de toelichting op wrakingsverzoek I en wrakingsverzoek II van de zijde van verzoekers, van 17 maart 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is, zoals vooraf aangekondigd, niemand verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Beide verzoeken strekken tot wraking van de rechter in de strafzaken met parketnummer 09/192040-18 ( [verzoeker] ) en parketnummer 09/192061-18 ( [verzoekster] ). Aan [verzoeker] is mishandeling van een ambtenaar in functie ten laste gelegd en aan [verzoekster] het opzettelijk beledigen van een ambtenaar in functie.
2.2.
Verzoekers hebben het volgende aan het eerste wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Ter zitting hebben zij, overeenkomstig hun ‘verzoekschrift’ van 27 februari 2019, een aantal preliminaire verzoeken gedaan. Dit betrof onder meer aanhouding van de behandeling ter terechtzitting, verwijzing van de zaken naar de meervoudige strafkamer en het verrichten van onderzoekshandelingen zoals het horen van getuigen. De rechter heeft afwijzend op deze verzoeken beslist. Met de afwijzing en de motivering daarvan heeft de rechter bij verzoekers de indruk gewekt hen niet serieus te nemen en zijn oordeel al klaar te hebben. Ook heeft de rechter geen kritische vragen gesteld aan de officier van justitie. De afwijzing van de verzoeken en dit handelen van de rechter kan volgens verzoekers niet anders worden verklaard dan door partijdigheid en/of vooringenomenheid en levert grond op voor wraking van de rechter.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Hij is van mening dat procedurele beslissingen, zoals de onderhavige, geen grond opleveren voor wraking en dat sprake is van een strategie van verzoekers die is bedoeld om de inhoudelijke behandeling van de zaken te frustreren.
2.4
Naar aanleiding van de reactie van de rechter hebben verzoekers wrakingsverzoek II ingediend. Zij stellen ter onderbouwing van dit wrakingsverzoek – verkort weergegeven – dat de rechter met zijn reactie op het wrakingsverzoek opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken geeft met het doel de wrakingskamer te misleiden en de wraking ‘te overleven’. Zo geeft de rechter opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken door te stellen dat sprake is van processuele beslissingen die geen grond voor wraking opleveren. Niet de afwijzende beslissing op de verzoeken is reden voor de wraking geweest, maar het feit dat die afwijzing c.q. de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor partijdigheid en/of vooringenomenheid. De motivering van de beslissing is dusdanig opmerkelijk c.q. in strijd met het recht, dat hierdoor de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter is gewekt. Door te stellen dat de wraking het kennelijke doel heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak te frustreren geeft de rechter voorts blijk van vooringenomenheid, omdat dit nergens op gebaseerd is. Ook het niet willen horen van getuigen omdat het daartoe gedane verzoek onvoldoende gemotiveerd zou zijn, is een bewuste poging van de rechter om de wrakingskamer te misleiden. Dit handelen en de afwijzende beslissing kan enkel verklaard worden uit vooringenomenheid en partijdigheid van de rechter en het kan niet anders dan dat hij zich al een oordeel over de zaak had gevormd. Om deze reden hebben verzoekers zich genoodzaakt gezien de rechter wederom te wraken.
De beoordeling
2.4.
De wrakingsverzoeken I en II lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling, zoals door verzoekers gevraagd.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter
jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.5.
Uit de stukken met betrekking tot de zitting leidt de wrakingskamer het volgende af. In het ter zitting voorgedragen document ‘Preliminaire verzoeken en mededelingen’ wordt een toelichting gegeven op de strategie van de verdediging, waarin wraking van de rechter expliciet wordt genoemd als sanctie voor het geval het verzoek om het stuk te mogen voorlezen wordt afgewezen. Na voorlezing van dit stuk heeft de rechter de officier van justitie om een standpunt gevraagd en vervolgens de verzoeken afgewezen. Na mededeling van deze beslissing is de rechter gewraakt middels een vooraf opgesteld wrakingsverzoek, dat ter zitting is voorgedragen en overgelegd.
2.6.
Naar aanleiding van de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek hebben verzoekers het tweede wrakingsverzoek ingediend, dat grotendeels berust op dezelfde gronden als het eerste.
2.7.
De wrakingskamer overweegt als volgt. Voor zover wrakingsverzoek I erop is gegrond dat de (preliminaire) verzoeken zijn afgewezen, overweegt de wrakingskamer dat het gaat om procedurele beslissingen en dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, indien (de motivering van) een dergelijke beslissing een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de bij een partij bestaande vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Aan geen van de bestreden procedurele beslissingen van de rechter op zichzelf noch in gezamenlijkheid valt – objectief gezien – naar het oordeel van de wrakingskamer de vrees voor partijdigheid te ontlenen. Ter informatie van verzoekers merkt de wrakingskamer op dat hun verzoeken blijk geven van een onjuist begrip van het doel van en de gang van zaken op een strafzitting. Ook is verzoekers kennelijk niet duidelijk aan welke vereisten een verzoek om het horen van getuigen dient te voldoen, wil het in aanmerking komen voor toewijzing.
2.8.
Verzoekers gebruiken het dreigen met en inzetten van wraking om hun zin te krijgen: als het stuk ‘Preliminaire verzoeken en mededelingen’ niet mag worden voorgelezen, wordt de rechter gewraakt en als hij de verzoeken afwijst ook. Dat dit weinig tot niets met zijn optreden te maken kan hebben gehad, blijkt wel uit het feit dat verzoekers het wrakingsverzoek al mee hadden genomen naar de zitting. Dat verzoekers niet krijgen wat zij als hun recht zien, betekent echter niet dat de rechter partijdig is of de schijn daarvan heeft gewekt. Nadat de rechter in zijn reactie op het wrakingsverzoek dingen had vermeld waarmee verzoekers het niet eens waren is hij weer gewraakt. De wrakingskamer is van oordeel dat in dit geval sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. Daarom
bepaalt de wrakingskamer dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet meer in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
3.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
3.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen;
3.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers;
• de officier van justitie mr. J. Boon;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Eisses, mr. M. Nijenhuis en mr. H.W. Vogels in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. Willems en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.