Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
6 maart 2019.
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
A.Geleijns;
Rechtbank Den Haag
Op 1 april 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de advocaat van verzoekster, mr. J.A.M. Schoenmakers, naar aanleiding van de afwijzing van meerdere aanhoudingsverzoeken door de aanhoudingenrechter, mr. H.M. Boone. Verzoekster stelde dat er sprake was van vooringenomenheid, omdat de aanhoudingenrechter haar verzoeken om uitstel van de mondelinge behandeling had afgewezen zonder gemotiveerde redenen. De wrakingskamer oordeelde dat de zittingsrechter, mr. C.G. Meeder, niet betrokken was bij de beslissing op de aanhoudingsverzoeken en dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en de wrakingskamer concludeerde dat de wraking ongegrond was. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.