ECLI:NL:RBDHA:2019:3772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
09/211718-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak na confrontatie in langdurig conflict

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een confrontatie op 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn. De zaak betrof een conflict tussen de verdachte en een familie, waarbij meerdere aangiftes van strafbare feiten waren gedaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen met grote voorzichtigheid behandeld, gezien de complexe achtergrond van het conflict. De camerabeelden van de confrontatie gaven geen bewijs van geweld door de verdachte, en de enige getuige kon geen steun bieden voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld of mishandeling, zoals ten laste gelegd. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de aandacht die het conflict in de media heeft gekregen. De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in strafzaken, vooral in situaties met een complexe achtergrond van conflicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/211718-15
Datum uitspraak: 19 april 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 24 september 2018 (inhoudelijke behandeling) en 8 april 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Sannes en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. N. Wouters naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam]
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het één of meerdere ma(a)l(en) slaan en/of schoppen en/of duwen en/of
trekken tegen/aan het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het één of meerdere ma(a)l(en) trekken aan het haar van die [slachtoffer] ;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]
), één of meerdere ma(a)l(en) tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of
geslagen en/of geschopt en/of getrokken en/of aan het haar heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3. De beoordeling van de tenlastelegging

3.1
Inleiding
Aan de verdachte wordt primair ten laste gelegd openlijk geweld tegen [slachtoffer] en subsidiair mishandeling van deze [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het haar primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – op gronden zoals weergegeven in haar pleitnotities – vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat op 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, een confrontatie heeft plaats gevonden tussen aangeefster,
de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit het dossier volgt dat de gebeurtenissen van 3 december 2013 hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van een reeds langer bestaand en ingewikkeld conflict tussen enerzijds [slachtoffer] en anderzijds leden van de familie [medeverdachte 1] . De verdachte en de medeverdachte behoren tot de familie [medeverdachte 1] . In de loop van dat conflict zijn er over en weer beschuldigingen geuit en is over en weer aangifte gedaan van strafbare feiten. Dat is ten aanzien van de confrontatie op 3 december 2013 ook het geval.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om, zoals de officier van justitie in zijn requisitoir naar voren heeft gebracht, behoedzaam om te gaan met de verklaringen van de verdachte, de medeverdachte en de aangeefster (die zelf ook verdachte is van mishandeling van de verdachte en de medeverdachte op 3 december 2013). Ook de rechtbank is van oordeel dat een bewezenverklaring niet kan steunen op een of meer van de verklaringen van de drie direct betrokkenen, maar dat er steunbewijs nodig is om een of meer onderdelen van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarbij hecht de rechtbank met name waarde aan hetgeen te zien is op de ter terechtzitting van 24 september 2018 bekeken camerabeelden.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten wordt tegengesproken door andere bewijsmiddelen. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de verklaring van de verdachte en de medeverdachte. Ook uit de verklaring van de getuige [getuige] komen tegenstrijdigheden met de verklaring van de aangeefster naar voren. Verder blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit deze getuigenverklaring onvoldoende van handelingen van de verdachte, zoals de aangeefster die heeft beschreven.
De rechtbank heeft voorts op de camerabeelden geen handelingen van de verdachte waargenomen die als geweldshandeling of een substantiële bijdrage aan geweldshandelingen van een ander kunnen worden gekwalificeerd.
Daarom kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld of mishandeling, zoals ten laste gelegd.
Conclusie
Uit het bovenstaande volgt dat het aan de verdachte tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het haar primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. P. Burgers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2019.