ECLI:NL:RBDHA:2019:3770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
09/211708-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Confrontatie tussen verdachten leidt tot vrijspraak en veroordeling voor mishandeling

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een confrontatie op 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn. Tijdens deze confrontatie, die deel uitmaakte van een langdurig conflict tussen de verdachte en een familie, zijn er meerdere aangiftes van strafbare feiten gedaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen met grote voorzichtigheid behandeld, vooral omdat camerabeelden geen bewijs van geweld toonden voor twee van de drie verdachten. De rechtbank sprak deze twee verdachten vrij, terwijl de derde verdachte werd veroordeeld voor subsidiaire mishandeling. De rechtbank legde geen straf of maatregel op aan de veroordeelde verdachte, onder andere vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en de publieke aandacht voor het conflict in de media. Daarnaast was er een beschuldiging van belaging uit 2014, maar ook hiervoor werd de verdachte vrijgesproken wegens het ontbreken van het vereiste oogmerk. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het duwen en trekken van de aangeefster, maar dat er geen noodweersituatie was die een beroep op noodweer rechtvaardigde. De rechtbank besloot uiteindelijk om de verdachte schuldig te verklaren zonder straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/211708-15
Datum uitspraak: 19 april 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1985 te [Geboorteplaats] ,
BRP-adres: [Adres] te [Woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 24 september 2018 (inhoudelijke behandeling) en 8 april 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Sannes en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. N. Wouters naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [Straatnaam]
, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [Slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het één of meerdere ma(a)l(en) slaan en/of schoppen en/of duwen en/of
trekken tegen/aan het lichaam van die [Slachtoffer] en/of
- het één of meerdere ma(a)l(en) trekken aan het haar van die [Slachtoffer] ;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Slachtoffer]
), één of meerdere ma(a)l(en) tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of
geslagen en/of geschopt en/of getrokken en/of aan het haar heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3. Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte wordt primair ten laste gelegd openlijk geweld tegen [Slachtoffer] en subsidiair mishandeling van deze [Slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het haar primair ten laste gelegde openlijk geweld en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar subsidiair ten laste gelegde mishandeling, ten aanzien van het duwen en trekken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – op gronden zoals weergegeven in haar pleitnotities – vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat wel sprake is van een mishandeling, maar dat er sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Vast staat dat op 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen aangeefster, de verdachte en de medeverdachte [Medeverdachte] .
Uit het dossier volgt dat de gebeurtenissen van 3 december 2013 hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van een reeds langer bestaand en ingewikkeld conflict tussen enerzijds [Slachtoffer] en anderzijds leden van de familie [Verdachte] . De verdachte en de medeverdachte behoren tot de familie [Verdachte] . In de loop van dat conflict zijn er over en weer beschuldigingen geuit en is over en weer aangifte gedaan van strafbare feiten. Dat is ten aanzien van de confrontatie op 3 december 2013 ook het geval.
Dit noopt de rechtbank er toe om, zoals de officier van justitie in zijn requisitoir naar voren heeft gebracht, behoedzaam om te gaan met de verklaringen van de verdachte, de medeverdachte en de aangeefster (die zelf ook verdachte is van mishandeling van de verdachte en de medeverdachte op 3 december 2013). Ook de rechtbank is van oordeel dat een bewezenverklaring niet kan steunen op een of meer van de verklaringen van de drie direct betrokkenen, maar dat er steunbewijs nodig is om een of meer onderdelen van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarbij hecht de rechtbank met name waarde aan hetgeen te zien is op de ter terechtzitting van 24 september 2018 bekeken camerabeelden.
Verklaringen van aangeefster
Aangeefster [Slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft verklaard dat zij door de verdachte en de medeverdachte meerdere malen is geslagen, geschopt, geduwd en aan de haren is getrokken. [2] Bij de aangeefster is letsel geconstateerd. [3]
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat de aangeefster haar schoonzus (medeverdachte) heeft geduwd en geschopt, dat zij daarop tussen de aangeefster en de medeverdachte is gesprongen en dat aangeefster haar toen heeft vastgepakt. Op enig moment werd zij van aangeefster afgetrokken. Vervolgens is zij daarna weer op aangeefster afgelopen en heeft zij gezegd dat deze moest stoppen. [4] Ter terechtzitting van 24 september 2018 heeft de verdachte verklaard dat zij, nadat zij tussen de aangeefster en de medeverdachte gesprongen was, is vastgepakt door de aangeefster, dat er daarna over en weer duw- en trekwerk ontstond. Nadat zij van de aangeefster was afgetrokken, heeft de aangeefster nog naar haar geroepen. Daarna heeft de verdachte een aanloopje genomen, is op de aangeefster afgerend, en voor haar gestopt met haar handen naar voren. [5]
Camerabeelden
De rechtbank heeft ter terechtzitting camerabeelden bekeken, te weten filmpje 28 en filmpje 29 van 3 december 2013. Op de beelden van filmpje 28 is te zien dat van de aangeefster een foto wordt gemaakt door de verdachte. Vervolgens wankelt het beeld van de camera. Op de beelden van filmpje 29 is te zien en te horen dat de aangeefster roept dat zij haar met rust moeten laten en dat ze weg moeten gaan. Vervolgens is te zien dat de verdachte op aangeefster afstormt, vervolgens is geschreeuw te horen en het beeld van de camera wankelt. [6]
Verklaring van getuige [Getuige]
De getuige [Getuige] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er is geslagen en geschopt. Wel heeft hij duw- en trekwerk gezien en een schermutseling die zich over de straat verplaatste. Slaan en schoppen heeft hij niet gezien. [7]
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten wordt tegengesproken door andere bewijsmiddelen. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de verklaring van de verdachte en de medeverdachte. Ook uit de verklaring van de getuige [Getuige] komen tegenstrijdigheden met de verklaring van de aangeefster naar voren. Verder blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit deze getuigenverklaring onvoldoende van handelingen van de verdachte, zoals de aangeefster die heeft beschreven.
De rechtbank heeft voorts op de camerabeelden geen handelingen van de verdachte waargenomen die als geweldshandeling of een substantiële bijdrage aan geweldshandelingen van een ander kunnen worden gekwalificeerd.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat het primair tenlastegelegde op de grond zoals hiervoor weergegeven niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Behoudens de aangifte is geen bewijs hiervoor voorhanden in het dossier, met name is op de camerabeelden niets waar te nemen van geweldshandelingen van de medeverdachte of andere handelingen van de medeverdachte, die als substantiële bijdrage aan geweldpleging kunnen worden beschouwd.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van het haar primair tenlastegelegde vrijspreken.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het duwen en trekken van de aangeefster. Dat de verdachte nadat zij op de aangeefster afstormde haar niet heeft aangeraakt, acht de rechtbank niet geloofwaardig in het licht van wat op de camerabeelden van dat moment is waargenomen. Ook wordt die verklaring van de verdachte niet ondersteund door de verklaring van [Getuige] , die het heeft over duwen en trekken. Ten slotte staat vast dat de aangeefster letsel heeft opgelopen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
zij op 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, opzettelijk mishandelend [Slachtoffer] tegen en aan het lichaam heeft geduwd en getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – op gronden zoals weergegeven in haar pleitnotities – een beroep op noodweer gedaan en verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De verdachte zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eens anders lijf, te weten de medeverdachte (haar schoonzus, die op dat moment zwanger was) en heeft gehandeld uit noodzakelijke verdediging daarvan, aldus de verdediging.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een noodweersituatie en dat aan de verdachte geen beroep op noodweer toekomt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake moet zijn geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij de verdediging noodzakelijk en proportioneel moet zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte geschetste gang van zaken niet aannemelijk is geworden. De door de verdachte gestelde feitelijke toedracht, namelijk dat de aangeefster de medeverdachte zou hebben geduwd of geschopt, of anderszins zou hebben aangevallen, vindt geen steun in het dossier. Met name is dit niet te zien op de camerabeelden, die juist laten zien dat de verdachte op aangeefster afstormt. Handelingen van de aangeefster waartegen de verdachte moest opkomen, zijn ook niet gezien door de getuige [Getuige] .
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de medeverdachte, waartegen de verdachte haar (of zichzelf) moest verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat daarom geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat aan de verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde is daarom volgens de wet strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
Voor zover de verdediging een beroep heeft gedaan op noodweerexces, wordt dit verworpen, omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Het beroep op noodweerexces kan om die reden niet slagen.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, te volstaan met een schuldigverklaring zonder straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden beslissing is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster [Slachtoffer] , die hierdoor pijn heeft ondervonden en letsel heeft opgelopen. Het wordt de verdachte aangerekend dat zij geweld heeft gebruikt, zonder dat daarvoor enige aanleiding of noodzaak bestond.
De verdachte is niet eerder met politie of justitie in aanraking gekomen.
Volgens de oriëntatiepunten van de rechtbanken en opgelegde straffen in vergelijkbare gevallen, wordt onder die omstandigheden in beginsel een geldboete van € 500,00 als passend beschouwd.
De rechtbank constateert dat sprake is van een behoorlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Dit is op geen enkele wijze aan de verdediging of aan de verdachte te wijten. De rechtbank zal hier in haar oordeel rekening mee houden.
Tevens constateert de rechtbank dat in de jaren na dit incident in de media en op sociale media over de verdachte en haar familie veel berichten zijn verschenen, waarin zij publiekelijk aan de schandpaal werden genageld. De rechtbank weegt in haar beoordeling mee dat dit een grote impact op de verdachte zal hebben gehad.
Onder deze omstandigheden – te weten de overschrijding van de redelijke termijn en de publieke bekendheid – is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een sanctie, meer dan vijf jaren na het incident, niet (langer) opportuun. De rechtbank zal de verdachte daarom schuldig verklaren, maar haar geen straf of maatregel opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 9a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan de verdachte
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. P. Burgers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1600-2014-74834 Z, van politie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 79).
2.Proces-verbaal van aangifte p. 5 en 6, met een geschrift te weten een aangifte d.d. 12 december 2013, p. 17, 18, 19 en 20.
3.Geschrift, te weten een rapport van Huisartsenpost d.d. 3 december 2013 en een geschrift, te weten een rapport van de huisarts d.d. 6 december 2013.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46 en 47.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, 28 september 2018.
6.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 28 september 2018.
7.Proces-verbaal van de rechter-commissaris van verhoor getuige van 23 januari 2017.