3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Vast staat dat op 3 december 2013 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen aangeefster, de verdachte en de medeverdachte [Medeverdachte] .
Uit het dossier volgt dat de gebeurtenissen van 3 december 2013 hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van een reeds langer bestaand en ingewikkeld conflict tussen enerzijds [Slachtoffer] en anderzijds leden van de familie [Verdachte] . De verdachte en de medeverdachte behoren tot de familie [Verdachte] . In de loop van dat conflict zijn er over en weer beschuldigingen geuit en is over en weer aangifte gedaan van strafbare feiten. Dat is ten aanzien van de confrontatie op 3 december 2013 ook het geval.
Dit noopt de rechtbank er toe om, zoals de officier van justitie in zijn requisitoir naar voren heeft gebracht, behoedzaam om te gaan met de verklaringen van de verdachte, de medeverdachte en de aangeefster (die zelf ook verdachte is van mishandeling van de verdachte en de medeverdachte op 3 december 2013). Ook de rechtbank is van oordeel dat een bewezenverklaring niet kan steunen op een of meer van de verklaringen van de drie direct betrokkenen, maar dat er steunbewijs nodig is om een of meer onderdelen van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarbij hecht de rechtbank met name waarde aan hetgeen te zien is op de ter terechtzitting van 24 september 2018 bekeken camerabeelden.
Verklaringen van aangeefster
Aangeefster [Slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft verklaard dat zij door de verdachte en de medeverdachte meerdere malen is geslagen, geschopt, geduwd en aan de haren is getrokken.Bij de aangeefster is letsel geconstateerd.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat de aangeefster haar schoonzus (medeverdachte) heeft geduwd en geschopt, dat zij daarop tussen de aangeefster en de medeverdachte is gesprongen en dat aangeefster haar toen heeft vastgepakt. Op enig moment werd zij van aangeefster afgetrokken. Vervolgens is zij daarna weer op aangeefster afgelopen en heeft zij gezegd dat deze moest stoppen.Ter terechtzitting van 24 september 2018 heeft de verdachte verklaard dat zij, nadat zij tussen de aangeefster en de medeverdachte gesprongen was, is vastgepakt door de aangeefster, dat er daarna over en weer duw- en trekwerk ontstond. Nadat zij van de aangeefster was afgetrokken, heeft de aangeefster nog naar haar geroepen. Daarna heeft de verdachte een aanloopje genomen, is op de aangeefster afgerend, en voor haar gestopt met haar handen naar voren.
Camerabeelden
De rechtbank heeft ter terechtzitting camerabeelden bekeken, te weten filmpje 28 en filmpje 29 van 3 december 2013. Op de beelden van filmpje 28 is te zien dat van de aangeefster een foto wordt gemaakt door de verdachte. Vervolgens wankelt het beeld van de camera. Op de beelden van filmpje 29 is te zien en te horen dat de aangeefster roept dat zij haar met rust moeten laten en dat ze weg moeten gaan. Vervolgens is te zien dat de verdachte op aangeefster afstormt, vervolgens is geschreeuw te horen en het beeld van de camera wankelt.
Verklaring van getuige [Getuige]
De getuige [Getuige] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er is geslagen en geschopt. Wel heeft hij duw- en trekwerk gezien en een schermutseling die zich over de straat verplaatste. Slaan en schoppen heeft hij niet gezien.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten wordt tegengesproken door andere bewijsmiddelen. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de verklaring van de verdachte en de medeverdachte. Ook uit de verklaring van de getuige [Getuige] komen tegenstrijdigheden met de verklaring van de aangeefster naar voren. Verder blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit deze getuigenverklaring onvoldoende van handelingen van de verdachte, zoals de aangeefster die heeft beschreven.
De rechtbank heeft voorts op de camerabeelden geen handelingen van de verdachte waargenomen die als geweldshandeling of een substantiële bijdrage aan geweldshandelingen van een ander kunnen worden gekwalificeerd.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat het primair tenlastegelegde op de grond zoals hiervoor weergegeven niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Behoudens de aangifte is geen bewijs hiervoor voorhanden in het dossier, met name is op de camerabeelden niets waar te nemen van geweldshandelingen van de medeverdachte of andere handelingen van de medeverdachte, die als substantiële bijdrage aan geweldpleging kunnen worden beschouwd.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van het haar primair tenlastegelegde vrijspreken.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het duwen en trekken van de aangeefster. Dat de verdachte nadat zij op de aangeefster afstormde haar niet heeft aangeraakt, acht de rechtbank niet geloofwaardig in het licht van wat op de camerabeelden van dat moment is waargenomen. Ook wordt die verklaring van de verdachte niet ondersteund door de verklaring van [Getuige] , die het heeft over duwen en trekken. Ten slotte staat vast dat de aangeefster letsel heeft opgelopen.