ECLI:NL:RBDHA:2019:3722
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis van Eritrese moeder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Eritrese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een mvv om zich te herenigen met haar zoon, referent, die in Nederland asiel had verkregen. De aanvraag werd afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend, binnen de termijn van drie maanden na de afgifte van de verblijfsvergunning aan referent. De rechtbank oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar was. Referent was op het moment van de termijnoverschrijding net zestien jaar oud en had pas na het verstrijken van de termijn een voogd toegewezen gekregen. De rechtbank concludeerde dat referent er in redelijkheid op mocht vertrouwen dat zijn voogd, Nidos, tijdig een aanvraag voor eiseres zou indienen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.024,- werden vastgesteld.