ECLI:NL:RBDHA:2019:3696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
09/857142-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van minderjarige en bezit van kinderpornografie door verdachte

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte het minderjarige neefje van de medeverdachte seksueel heeft misbruikt. De verdachte is beschuldigd van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kinderpornografische beelden in zijn bezit had en deze ook heeft verspreid. Daarnaast heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met het minderjarige slachtoffer, wat door de rechtbank als ernstig werd beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die door de verdachte moet worden betaald. De zaak benadrukt de ernst van kindermisbruik en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857142-18
Datum uitspraak: 12 april 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [PI]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 26 september 2018 (pro forma), 26 oktober 2018 (pro forma), 11 januari 2019 (pro forma) en 29 maart 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. Kellouh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 29 maart 2019- ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 mei 2017 tot en met 12 juni 2018, te Leiden, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (aantal) afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of (een) video(‘s) en/of film(s), en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een telefoon, bevattende (een) (hoeveelheid) afbeelding(en),
heeft vervaardigd en/of
in bezit heeft gehad en/of
heeft verworven en/of
heeft verspreid en/of
zich met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
waaronder in elk geval [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ),
welke voornoemde seksuele gedraging(en) onder meer bestond(en) uit:
- Film 1 (p. 340 en 345)
op de video is een volwassen man zichtbaar. Hij heeft zijn penis uit zijn joggingbroek en zit op een stoel. Naast hem zit [slachtoffer 1] . Te zien is dat [slachtoffer 1] de penis van de man met zijn rechter arm vast houdt en in zijn mond heeft. [slachtoffer 1] beweegt met zijn mond heen en weer over de penis van de man. Als [slachtoffer 1] lijkt te stoppen met bewegen, zegt de man: “probeer maar verder”. Te zien is dat [slachtoffer 1] “nee” schudt met zijn hoofd met de penis nog in zijn mond. [slachtoffer 1] trekt zijn hoofd weg en haalt de penis van de man uit zijn mond.( [naam 1] )
- Film 2 (p. 340 en 345)
Op de film is een man zichtbaar. Hij heeft zijn penis uit zijn joggingbroek en hij heeft een erectie. Te zien is dat de penis wordt vastgehouden door de hand van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zit naast de man en trekt hem af. [slachtoffer 1] beweegt de voorhuid van de man heen en weer.( [naam 1] )
- Foto 1 (p. 361)
Op de foto is [slachtoffer 1] zichtbaar. [slachtoffer 1] is naakt en ligt op zijn rug op een bed. [slachtoffer 1] heeft een erectie. De penis van [slachtoffer 1] wordt omhoog geduwd door een duim van een ander persoon.( [naam 2] )
- Foto 2 (p. 361)

Op de foto is [slachtoffer 1] zichtbaar. [slachtoffer 1] is naakt en ligt op zijn rug op een bed. Naast [slachtoffer 1] ligt een naakte man. De buik en de penis van de man zijn zichtbaar. De man houdt met zijn linker hand zijn penis vast en duwt deze tegen de penis van [slachtoffer 1] aan.

- Foto: op de foto is het onderlichaam te zien van een jongen in de geschatte leeftijd tussen 9 en 12 jaar. De penis en de balzak van de jongen zijn zichtbaar op de foto.

(p. 301, dit betreft [slachtoffer 2] )

-Video: ( [naam 3] ) (
p. 158)
op de video is een jongen zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 12 en de 16 jaar oud. De jongen zit voor de webcam en lijkt op een bed te liggen. Hij leunt achterover en haalt zijn penis uit zijn broek. De jongen begint zichzelf af te trekken voor de camera. Tussendoor gaat de jongen weer rechtop voor de camera zitten om daarna weer te gaan liggen. Als de jongen gaat liggen trekt hij zichzelf af;
-
Foto:[naam 4] )
(
p. 160)
Op de foto zijn twee jongens te zien in de geschatte leeftijd tussen de 10 en de 16 jaar oud. De foto bestaat uit 9 frames. Op deze frames zijn twee blote jongens te zien. De ene jongen zit naakt op handen en knieën en achter hem zit de andere naakte jongen. De penis van de jongen drukt tegen de billen van de andere jongen. Op een ander frame is te zien hoe de jongen een erectie heeft. Op een ander frame is te zien hoe de ene jongen de andere anaal penetreert;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met
30 april 2018in Zoetermeer en/of Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
de (ontblote) penis en/ofhet (ontblote) (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] betast en/of gestreeld en/of zijn/hun (ontblote) penis over/tegen de (ontblote) penis
en/of billenvan die [slachtoffer 1]
gewreven
/geduwden/of tegen en/of onder het (gedeeltelijk) (ontklede) lichaam van die [slachtoffer 1] gelegen
en/of daarbij op- en neergaande bewegingen gemaakt;

3.Inleiding, aard van de zaak

In een onderzoek naar misbruik van [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) door zijn oom [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) zijn de gegevensdragers van [betrokkene] onderzocht. Dit onderzoek heeft aan het licht gebracht dat [betrokkene] kinderpornografische foto’s en films van [slachtoffer 1] heeft gemaakt en deze aan derden heeft verzonden. Daarnaast is gebleken dat [betrokkene] in contact stond met verdachte. Zij wisselden berichten uit via WhatsApp, waarbij onder meer films en foto’s van [slachtoffer 1] aan verdachte zouden zijn verzonden. Ook zijn andere kinderpornografische afbeeldingen en video’s aangetroffen op de gegevensdragers van verdachte. Deze feiten zijn ten laste gelegd onder feit 1. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij kinderpornografie op zijn gegevensdragers had staan.
Voorts is er op grond van de contacten tussen verdachte en [betrokkene] het vermoeden ontstaan dat verdachte en [betrokkene] tezamen ontucht met [slachtoffer 1] hadden gepleegd. [slachtoffer 1] is vervolgens voor een tweede maal in de studio gehoord en heeft (zakelijk samengevat) verklaard dat er foto’s waren gemaakt en dat hij eenmaal samen met [betrokkene] en een hem onbekende man is geweest waarbij [betrokkene] en die onbekende man ontucht met hem hebben gepleegd. Dit feit is onder feit 2 aan verdachte ten laste gelegd. Verdachte heeft bekend dat hij met [betrokkene] ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Verdachte is voorts onderzocht door een psychiater. Ook de reclassering heeft advies uitgebracht.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – op de gronden zoals weergegeven in het schriftelijk requisitoir – gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan,
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – op de gronden zoals weergegeven in de overgelegde pleitnotitie – voor beide feiten vrijspraak bepleit. Daar waar dit van belang is, zal de rechtbank nader ingaan op hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank [1]
feit 1
Bewijsmiddelen
Op de in beslag genomen gegevensdragers van verdachte zijn 16 kinderpornografische foto’s en 32 kinderpornografische films/video’s aangetroffen [2] .
Door de politie is onderzoek gedaan naar de eerdergenoemde uitgewisselde WhatsApp berichten tussen [betrokkene] en verdachte. Op de telefoon van [betrokkene] zijn twee kinderpornografische films van hemzelf en zijn minderjarige neefje [slachtoffer 1] [3] aangetroffen. Op 22 oktober 2017 ontving verdachte twee films van [betrokkene] . Deze filmpjes zijn gewist van de telefoon van verdachte en daardoor niet meer zichtbaar. Wel is het eerste frame vervaagd zichtbaar. De verbalisant beschrijft dat de eerste frames op de telefoon van verdachte overeenkomen met de originele films die op de telefoon van [betrokkene] zijn aangetroffen. Ook de duur van de films komt overeen. Na het versturen van de films vraagt [betrokkene] aan verdachte wat hij ervan vond. Verdachte zegt dan: “Wat was dat aan het eind? Kwijl ofzo?, ook vraagt verdachte “Maar sinds wanneer pijpt hij dan” en “Duurt het nog lang het gips?” In de originele film is te zien dat [slachtoffer 1] een man pijpt en dat hij zijn hoofd naar achteren laat vallen en er een grote sliert wat lijkt op speeksel uit zijn mond valt. Ook is te zien dat [slachtoffer 1] met zijn arm in het gips zit [4] .
Op 23 december 2017 hebben verdachte en [betrokkene] weer een WhatsApp gesprek en stuurt medeverdachte [betrokkene] twee foto’s naar verdachte. Verdachte heeft deze foto’s ontvangen, maar heeft deze verwijderd van zijn telefoon waardoor ze enkel nog vaag zichtbaar zijn in het WhatsApp gesprek met [betrokkene] . Op de telefoon van [betrokkene] zijn twee foto’s aangetroffen in de verzonden map van zijn WhatsApp. Dit betreffen kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 1] [5] . Deze verwijderde foto’s op de telefoon van verdachte zijn vergeleken met deze originele foto’s. De verbalisant beschrijft dat de vage foto’s overeenkomen met de originelen [6] .
Verdachte heeft in de WhatsApp gesprekken van 7 januari 2018 en 18 februari 2018 meerdere kinderpornografische filmpjes naar [betrokkene] gestuurd, waaronder een filmpje van een jongen tussen de 12 en 15 jaar oud. [7] Op 11 april 2018 heeft verdachte nog een pornografische foto, bestaande uit 9 frames, naar medeverdachte [betrokkene] gestuurd. Deze kinderpornografische filmpjes en de foto zijn aangetroffen op de mobiele telefoon van medeverdachte [betrokkene] [8] .
Op de computer van verdachte is een kinderpornografische foto aangetroffen van [slachtoffer 2] , die toen 12 jaar was. [slachtoffer 2] heeft deze foto op 30 mei 2017 aan verdachte gestuurd [9] . Ter zitting heeft verdachte erkend dat hij deze foto van [slachtoffer 2] heeft ontvangen [10] .
Conclusie
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de foto’s en films van [slachtoffer 1] niet op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen en hij aldus van het bezit/verwerven hiervan moet worden vrijgesproken overweegt de rechtbank het volgende. Allereerst heeft de verbalisant beschreven dat de vage frames overeenkomen met de originele films en foto’s en dat ook de tijdsduur van de films overeenkomt. Bovendien volgt uit de direct na ontvangst van de films uitgewisselde berichten dat verdachte deze films ook heeft bekeken. Hij beschrijft immers details die op één van de films te zien zijn. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte de films en foto’s van [slachtoffer 1] heeft verworven en in het bezit heeft gehad. Dat hij ze daarna verwijderd heeft en ze niet (meer) op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, is niet relevant.
Uit de uitgewisselde WhatsApp berichten op 7 januari, 18 februari en 11 april 2018 volgt dat verdachte de video van de 12-15 jarige jongen en de foto bestaande uit 9 frames heeft verzonden aan [betrokkene] die ze heeft bewaard op zijn telefoon. Hiermee staat vast dat verdachte deze video en foto in zijn bezit heeft gehad en heeft verspreid. Dat deze later niet meer zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, is dan ook niet relevant.
Ten aanzien van de foto van [slachtoffer 2] staat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte deze kinderpornografische foto heeft ontvangen en op zijn computer heeft bewaard. Daarmee staat het verwerven en bezit van deze foto vast. Dat [slachtoffer 2] onder druk zou zijn gezet door de politie om te verklaren zoals de raadsvrouw stelt, wat daar verder ook van zij, doet in het licht hiervan in het geheel niet terzake.
De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan, zoals hierna bewezen is verklaard.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Vooropgesteld moet worden dat verdachte heeft erkend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] samen met [betrokkene] . Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij met [betrokkene] had afgesproken, zij met [slachtoffer 1] naar een vrachtwagen van [betrokkene] zijn gegaan. Hij en [betrokkene] hadden niks aan. [slachtoffer 1] is toen bovenop hem komen liggen en verdachtes piemel werd tegen het kontje van [slachtoffer 1] aangeduwd. De piemel van verdachte was toen stijf [11] .
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [betrokkene] en een hem onbekende jongen (verdachte) in een vrachtwagen zat en dat zij aan hem zaten, z’n buik, z’n piemel en z’n kont. Die jongen zat met zijn piemel tegen zijn kont en [betrokkene] zat aan zijn piemel [12] .
[betrokkene] heeft verklaard dat verdachte één keer mee is geweest met [slachtoffer 1] , dat hij [slachtoffer 1] heeft aangeraakt op zijn rug en bij zijn billen, dat [slachtoffer 1] met zijn buik op de buik van verdachte heeft gelegen, en verdachte en [slachtoffer 1] toen bloot waren [13] .
Op 23 oktober 2017 bespreken verdachte en [betrokkene] via de WhatsApp onder meer welke seksuele handelingen zij bij [slachtoffer 1] willen verrichten en hij bij hen en dan volgt de volgende berichtenuitwisseling:
[betrokkene] :
Maar dan moet hem wel mee kunnen krijgen he
Verdachte:
Dan doen we dat eerst toch hihi
Ja dat ook nog idd
Maar vorige X lukte dat ook toch?
[betrokkene] :
Ja maar toen was het ook wel lekker weer (…) [14] .
Conclusie
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met [betrokkene] ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en dat dit één keer is gebeurd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat dit heeft plaatsgevonden binnen de ten laste gelegde periode. De rechtbank overweegt hiertoe al volgt. Uit de WhatsApp berichten volgt naar oordeel van de rechtbank dat het in ieder geval voor 23 oktober 2017 moet zijn gebeurd. Immers, verdachte en [betrokkene] hebben het over seksuele handelingen die ze met [slachtoffer 1] willen gaan plegen en dat het een vorige keer toch ook gelukt is toen het mooi weer was. Nu het, gelet op het intensieve contact tussen beide heren, weinig aannemelijk is dat verdachte en [betrokkene] over een gebeurtenis spreken die een heel jaar eerder zou moeten hebben plaatsgevonden, leidt de rechtbank uit de berichten af dat de ontmoeting moet hebben plaatsgevonden op een dag in de lente/zomer van 2017.
Concluderend acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [betrokkene] ontuchtige handelingen hebben gepleegd met [slachtoffer 1] op een tijdstip dat valt in de ten laste gelegde periode.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 30 mei 2017 tot en met 12 juni 2018 in Nederland, meermalen afbeeldingen, te weten foto's en video‘s en gegevensdragers, bevattende een hoeveelheid afbeeldingen,
in bezit heeft gehad en
heeft verworven en
heeft verspreid en/of
zich met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken,
waaronder in elk geval [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ),
welke voornoemde seksuele gedragingen onder meer bestonden uit:
-
Film 1 (p. 340 en 345)
op de video is een volwassen man zichtbaar. Hij heeft zijn penis uit zijn joggingbroek en zit op een stoel. Naast hem zit [slachtoffer 1] . Te zien is dat [slachtoffer 1] de penis van de man met zijn rechter arm vast houdt en in zijn mond heeft. [slachtoffer 1] beweegt met zijn mond heen en weer over de penis van de man. Als [slachtoffer 1] lijkt te stoppen met bewegen, zegt de man: “probeer maar verder”. Te zien is dat [slachtoffer 1] “nee” schudt met zijn hoofd met de penis nog in zijn mond. [slachtoffer 1] trekt zijn hoofd weg en haalt de penis van de man uit zijn mond.
( [naam 1] )
-
Film 2 (p. 340 en 345)
Op de film is een man zichtbaar. Hij heeft zijn penis uit zijn joggingbroek en hij heeft een erectie. Te zien is dat de penis wordt vastgehouden door de hand van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zit naast de man en trekt hem af. [slachtoffer 1] beweegt de voorhuid van de man heen en weer.
( [naam 1] )
-
Foto 1 (p. 361)
Op de foto is [slachtoffer 1] zichtbaar. [slachtoffer 1] is naakt en ligt op zijn rug op een bed. [slachtoffer 1] heeft een erectie. De penis van [slachtoffer 1] wordt omhoog geduwd door een duim van een ander persoon.
( [naam 2] )
- Foto 2 (p. 361)
Op de foto is [slachtoffer 1] zichtbaar. [slachtoffer 1] is naakt en ligt op zijn rug op een bed. Naast [slachtoffer 1] ligt een naakte man. De buik en de penis van de man zijn zichtbaar. De man houdt met zijn linker hand zijn penis vast en duwt deze tegen de penis van [slachtoffer 1] aan.
- Foto: op de foto is het onderlichaam te zien van een jongen in de geschatte leeftijd tussen 9 en 12 jaar. De penis en de balzak van de jongen zijn zichtbaar op de foto.
(p. 301, dit betreft [slachtoffer 2] )
-Video: ( [naam 3] ) (p. 158)
op de video is een jongen zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 12 en de 16 jaar oud. De jongen zit voor de webcam en lijkt op een bed te liggen. Hij leunt achterover en haalt zijn penis uit zijn broek. De jongen begint zichzelf af te trekken voor de camera. Tussendoor gaat de jongen weer rechtop voor de camera zitten om daarna weer te gaan liggen. Als de jongen gaat liggen trekt hij zichzelf af;
- Foto: [naam 4] ) (p. 160)
Op de foto zijn twee jongens te zien in de geschatte leeftijd tussen de 10 en de 16 jaar oud. De foto bestaat uit 9 frames. Op deze frames zijn twee blote jongens te zien. De ene jongen zit naakt op handen en knieën en achter hem zit de andere naakte jongen. De penis van de jongen drukt tegen de billen van de andere jongen. Op een ander frame is te zien hoe de jongen een erectie heeft. Op een ander frame is te zien hoe de ene jongen de andere anaal penetreert;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, immers, hebben verdachte en zijn mededader de ontblote penis en het ontblote bovenlichaam van die [slachtoffer 1] betast en hun ontblote penis tegen de (ontblote) penis en/of billen van die [slachtoffer 1] geduwd en tegen het (ontklede) lichaam van die [slachtoffer 1] gelegen.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van
14 maart 2019. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van maximaal drie jaar op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten
Het voorhanden hebben en verspreiden van kinderpornografie draagt bij aan het misbruik van minderjarigen, nu daarmee de vraag naar dergelijk materiaal in stand wordt gehouden en vergroot. Door deel te nemen aan het plegen van ontuchtige handelingen met het neefje van [betrokkene] heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van deze minderjarige jongen. Daar komt bij dat dit feit, blijkens de inhoud van vele chatgesprekken, mede door verdachte is voorbereid en hij aldus een kwalijke rol heeft gespeeld bij en heeft bijgedragen aan het misbruik van het vertrouwen dat de minderjarige mocht hebben in zijn oom en andere volwassenen waarmee die oom omging. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft kennelijk geen moment stilgestaan bij wat hij deze kwetsbare jongen samen met [betrokkene] heeft aangedaan. In tegendeel; uit de WhatsApp berichten blijkt dat ze druk doende waren een nieuwe afspraak voor misbruik van het neefje te plannen. Dit alles wijst op een zeer berekenende houding van verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] .
De persoon van verdachte
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2019 is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Omtrent verdachte is op 14 november 2018 gerapporteerd door de psychiater [naam 5] . Deze komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bestaande in een autismespectrumstoornis, een lichte verstandelijke beperking en een velocardiofaciaal syndroom. Daarvan was ook al sprake ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, en de stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen te tijde van het ten laste gelegde. De deskundige adviseert de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Recidive en behandeling
De deskundige acht het recidiverisico hoog. Hij adviseert verdachte te laten behandelen in een omgeving die meer bescherming en bewaking kan bieden dan tot dusver. Dat kan door plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek, waarbij behandeling gericht moet zijn op zicht krijgen op de seksuele identiteit van verdachte, verwerking van seksuele trauma’s uit het verleden en omgaan met invloeden van andere personen. Geadviseerd wordt de klinische behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het advies van de reclassering d.d. 9 januari 2019 en een nader advies van 14 maart 2019. Ook de reclassering acht het recidivegevaar hoog en adviseert tot een deels voorwaardelijke straf met voorwaarden, die in de rapporten zijn geformuleerd
Conclusie omtrent de op te leggen straf.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundige en de reclassering over en zal een straf opleggen in gedeeltelijk voorwaardelijke vorm, met daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van de minderjarige [slachtoffer 1] .
Gelet op de reclasseringsrapporten en de rapporten van de Psychiater en de psycholoog, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wat het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen straf betreft overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal dan ook na te melden, hogere straf opleggen.

8.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam 6] heeft zich namens haar minderjarige kind [slachtoffer 1] als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 2.380,50 te vermeerderen met wettelijke rente, waarvan een bedrag van € 1.738,50 hoofdelijk met medeverdachte [verdachte] . De vordering strekt tot vergoeding van zowel materiële schade (€ 238,50) als immateriële schade (€ 2.000,--). Zij heeft daarnaast verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarvan een bedrag van € 1.738,50 hoofdelijk met medeverdachte [verdachte] , en te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleitte vrijspraak primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering af te wijzen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat deze met stukken is onderbouwd. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade hoofdelijk met medeverdachte toekennen, ter hoogte van in totaal € 238,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van indiening van de vordering, zijnde 25 maart 2019.
De rechtbank acht – gelet op de aard van de feiten – aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, en het gevorderde bedrag acht de rechtbank billijk.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde immateriële schade toekennen, ter hoogte van in totaal € 2.000,--, waarvan een bedrag van € 1.500,-- hoofdelijk met [betrokkene] .
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente voor het bedrag van € 500,-- toewijzen met ingang van 30 mei 2017. Voor het hoofdelijk gevorderde bedrag van
€ 1.500,-- zal de rechtbank de wettelijke rente hoofdelijk toewijzen met ingang van 1 januari 2017.
Dit brengt met zich dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot (deels hoofdelijke) betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] :
  • i) hoofdelijk voor van een bedrag groot € 238,50 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 25 maart 2019;
  • ii) hoofdelijk voor een bedrag groot € 1.500,-- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 1 januari 2017;
  • iii) een bedrag groot € 500,-- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 30 mei 2017.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 240b, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht;
-
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
een afbeelding, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden/verwerven/in bezit hebben/met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (tien) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de hierbij op
vijf jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich direct na ommekomst van het onvoorwaardelijk gedeelte van de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich aansluitend op de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf, gedurende de proeftijd laat opnemen in de FPA De Boog, althans een soortgelijke instelling, zolang als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname of het toedienen van de door de behandelaar hem voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
- zich na de klinische opname, gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een de forensische polikliniek De Waag, althans een soortgelijke instelling, zolang als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblemen;
- aansluitend na de klinische opname, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Perspectief te Delft of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – heeft met het slachtoffer [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit verbod noodzakelijk acht, waarbij de politie toeziet op de handhaving van dit contactverbod;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in een straal van een kilometer rondom het adres van het slachtoffer [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het adres is bij de reclassering bekend. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact met minderjarigen zoekt en hij geen dagbesteding, werk of vrijwilligerswerk mag uitvoeren waarbij hij contact heeft met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat een ander volwassen persoon (zoals een ouder of verzorger) hierbij aanwezig is;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt op welke wijze dan ook van: het seksueel getint communiceren met minderjarigen; gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen; gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
- zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven, tenzij dit in overleg met het Openbaar Ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
- meewerkt aan het convenant tussen de reclassering en de politie, wat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent bezocht kan worden en zijn huis of omgeving;
- niet van adres zal wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering. Overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfadres worden vooraf met de reclassering besproken en goedgekeurd;
- de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
- openheid geeft over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties. Hij werkt mee aan de opbouw van een steunend sociaal netwerk en verleent toestemming tot contactopname met een eventuele, nieuwe relatie;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en opdracht verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
:
  • hoofdelijk voor van een bedrag groot € 238,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 25 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • hoofdelijk voor een bedrag groot € 1.500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 1 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • een bedrag groot € 500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 30 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatvan:
  • hoofdelijk voor van een bedrag groot € 238,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 25 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • hoofdelijk voor een bedrag groot € 1.500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 1 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • een bedrag groot € 500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 30 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
32 (tweeëndertig) dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichtingen aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mr. B. Hammer, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal-de Zoeten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2018151023, van de Eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, team Zeden, gedateerd 2 oktober 2018, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 522).
2.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, met bijlagen, blz. 316-330.
3.Het proces-verbaal identificeren [slachtoffer 1] op films, blz. 339-440 en het proces-verbaal identificeren [betrokkene] op de films, blz. 342.
4.Het proces-verbaal delen kinderporno films van [slachtoffer 1] , blz. 345-346, en de daarbij behorende bijlage 2, blz. 347-349.
5.Proces-verbaal versturen 2 kinderpornografische foto’s door [betrokkene] naar [verdachte] , blz. 358-362 en proces-verbaal identificeren [betrokkene] en [slachtoffer 1] op 2 KP foto’s
6.Proces-verbaal versturen 2 kinderpornografische foto’s door [betrokkene] naar [verdachte] , blz. 358-362.
7.Proces-verbaal WhatsApp met [verdachte] , p. 155 en de bijlage, een beschrijving Video p. 158
8.Proces-verbaal WhatsApp met [verdachte] , p. 155 en de bijlage, een beschrijving Foto p. 168
9.Het proces-verbaal skypegesprek, blz. 300-302.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 maart 2019.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, blz. 505-512.
12.Het proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1] , blz. 379-393.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verhoor verdachte [betrokkene] , blz. 453-454.
14.Het proces-verbaal afspreken met neefje van [betrokkene] , blz. 368-373.