Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[naam vereniging],
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
primair: (II.) werkgever te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan werknemer zoals vermeld in punt 5 van het verzoekschrift [1] , dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding; (III.) aan werknemer een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:677 lid 4 BW toe te kennen zoals vermeld onder punt 5.3 van het verzoekschrift [2] ;
subsidiair(IV.) de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:671c BW; (V.) werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding met een omvang zoals vermeld onder punt 5 van het verzoekschrift [3] en onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:671c lid 3 onder b BW althans werkgever te veroordelen tot een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding; (VI.) werkgever te veroordelen tot betaling van een vergoeding ingevolge het bepaalde in artikel 7:671c lid 3 onder a BW;
primair en subsidiair(VII.) werkgever te veroordelen tot betaling aan werknemer van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening; (VIII.) werkgever te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
4.Het verweer
5.De beoordeling
onregelmatigeopzegging. Pas indien sprake zou zijn van opzegging, dient te worden beoordeeld of er sprake was van een dringende reden, die onverwijld aan werknemer is medegedeeld.
eenzijdige wilsuiting gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die werknemer moet hebben bereikt [4] . De opzegging zelf is vormvrij.
jaarcontract niet zal worden verlengd, en een onmiddellijke opzegging is daarin expliciet noch impliciet te lezen.
“Wij ontslaan u daarom niet, (…)”wijzen niet in de richting van een opzegging met onmiddellijke ingang.
onregelmatigeopzegging behoeft daarmee ook geen bespreking meer.
6.De beslissing
€ 480,00;