Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 juli 2018, met producties;
- het tussenvonnis van 5 september 2018;
- de akte uitlaten van [eiser] van 17 oktober 2018;
- de conclusie van antwoord van 28 november 2018, met producties;
- het tussenvonnis van 19 december 2018, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 28 februari 2019, de daarin genoemde stukken en de opmerkingen over het proces-verbaal van [gedaagde] bij B16-formulier van 11 maart 2019.
2.De feiten
3.Het geschil
primair:tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 50.600, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de dag van de onder 2.2 bedoelde betalingen tot de dag van algehele voldoening;
subsidiair:tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 50.600, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
meer subsidiair:
4.De beoordeling
internationale bevoegdheid
€ 50.600 zonder rechtsgrond aan [gedaagde] heeft betaald en/of dat [gedaagde] tot dit bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van [eiser]. Tot dit bewijs zal [eiser] worden toegelaten.