ECLI:NL:RBDHA:2019:3649
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse homoseksuele man op grond van ongeloofwaardige verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse man die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksuele gerichtheid als ongeloofwaardig werden beschouwd. Eiser, geboren in Irak, had zijn asielaanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid. Tijdens de zitting op 28 februari 2019 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser verklaarde dat hij sinds zijn twaalfde jaar op mannen valt en dat hij door zijn stam vogelvrij was verklaard na ontdekking van zijn relatie met een vriend.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig waren. Eiser had onvoldoende inzicht gegeven in zijn proces van zelfacceptatie en de gevolgen van zijn geaardheid in Irak. De rechtbank vond dat eiser niet had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de zaak in de verlengde asielprocedure te behandelen, omdat eiser niet tijdig en volledig had verklaard over zijn verleden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af.