ECLI:NL:RBDHA:2019:3620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
C/09/496217 / HA ZA 15-1054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over rechtsgeldigheid van energielabels en accreditatie van KIWA

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2019, vorderden de eisers, bestaande uit Stichting EnergyClaim en verschillende ondernemingen, onder leiding van advocaat mr. R.A. van Dijk, dat KIWA N.V. en KIWA Nederland B.V. onrechtmatig hadden gehandeld door energielabels te certificeren zonder rechtsgeldige accreditatie. De eisers stelden dat KIWA in de periode van 2007 tot medio 2013 niet rechtsgeldig was geaccrediteerd voor de BRL 9500, de nationale beoordelingsrichtlijn voor energielabels, en dat hierdoor de afgegeven energielabels rechtsongeldig waren. De rechtbank oordeelde dat de energielabels, ondanks het gebrek aan accreditatie, feitelijk goedgekeurd waren door de overheid en dat er geen grond was voor de stelling dat deze labels rechtsongeldig waren. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van accreditatie voor certificerende instellingen, maar bevestigt ook dat goedkeuring door de overheid de rechtsgeldigheid van energielabels kan waarborgen, zelfs in het geval van een accreditatiegebrek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/496217 / HA ZA 15-1054
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2019
in de zaak van

1.STICHTING ENERGYCLAIM te Delft,

2.
UNIELABEL B.V.te Helden,
3.
[eiser sub 3], handelend onder de naam
[handelsnaam eiser sub 3]te [plaats 1] ,
4.
[eiser sub 4], handelend onder de naam
[handelsnaam eiser sub 4]te [plaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. R.A. van Dijk te Amsterdam,
tegen

1.KIWA N.V. CERTIFICATIE EN KEURINGENte Rijswijk,

2.
KIWA NEDERLAND B.V.te Rijswijk,
gedaagden,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem.
Eisers worden hierna afzonderlijk ‘EnergyClaim’, ‘Unielabel’, ‘ [eiser sub 3] ’, ‘ [eiser sub 4] ’ en gezamenlijk ‘EnergyClaim c.s.’ genoemd.
Gedaagden worden hierna afzonderlijk ‘KIWA’ en ‘KIWA Nederland’ en gezamenlijk ‘KIWA c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het exhibitie-incident van 24 februari 2016 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het vonnis waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 6
december 2018.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EnergyClaim behartigt de belangen van energieprestatieadviseurs en vertegenwoordigt uit hoofde van lastgeving twaalf ondernemingen. Unielabel, [handelsnaam eiser sub 3] , [handelsnaam eiser sub 4] zijn (eigenaren van) ondernemingen die werkzaam zijn op het terrein van energieprestatieadvies en energieprestatiecertificaten (hierna: energielabels) voor gebouwen.
2.2.
KIWA is een onafhankelijke Certificatie Instelling (hierna: CI), die het kwaliteitssysteem van een organisatie kan beoordelen. KIWA certificeert bedrijven/personen voor het verrichten van bepaalde diensten of verkopen van bepaalde goederen en controleert vervolgens of deze zich aan de regels van vastgestelde normen houden. Voor bepaalde normen kan KIWA een accreditatie aanvragen bij de Raad voor Accreditatie (hierna: RvA), waarmee haar competentie als CI wordt erkend. Daarbij toetst de RvA of een CI aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet en geschikt is om bepaalde (certificerings)werkzaamheden uit te voeren.
2.3.
Vanaf 1 januari 2008 dienen gebouweigenaren bij de bouw een energielabel te hebben of bij verkoop en verhuur een energielabel te overhandigen aan de koper of huurder. Met de implementatie van Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen (hierna: EPBD-richtlijn) werd in Nederland vereist dat een onderneming die actief wilde zijn op het terrein van energielabels gecertificeerd werd door een CI. In dit verband werd zoveel mogelijk aangesloten bij het reeds op nationaal niveau bestaande, privaatrechtelijke kader voor energiecertificering van gebouwen. Daarbij werd een gesloten stelsel nagestreefd, waarmee de kwaliteit van energielabels aan bepaalde normen voldeed, zodat een vergelijking van gebouwen op het terrein van de energiezuinigheid mogelijk werd.
2.4.
In een nationale beoordelingsrichtlijn werd vastgelegd hoe de energieprestatie van een gebouw moest worden bepaald (hierna: BRL 9500). De BRL 9500 werd opgesteld en vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen van de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector (hierna: KBI), in eerste instantie zoals vastgesteld op 6 december 2006.
Ondernemingen – met een geldig NL-EPBD procescertificaat; afgegeven door een CI – werden geacht aan de hand van de BRL 9500 de energieprestatie van individuele gebouwen te beoordelen. Uitsluitend op basis van een beoordeling door deze gecertificeerde ondernemingen was het mogelijk om een energielabel te krijgen. Vervolgens was afmelding van het energielabel noodzakelijk, waarbij deze afmelding ook was voorbehouden aan de gecertificeerde ondernemingen. Het uitvoeringsagentschap SenterNovem – van 1 januari 2010 tot 1 januari 2014 opgevolgd door Agentschap NL en vanaf 1 januari 2014 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – had de taak om de afmelding van energielabels te beheren in een landelijk energielabelregister. Met het afmelden van het energielabel werd een uniek afmeldnummer verstrekt dat op het energielabel werd geprint, waarmee het energielabel de goedkeuring en geldigheid van de overheid verkreeg.
2.5.
Op 4 juli 2006 heeft KIWA een accreditatieaanvraag ingediend bij de RvA voor de BRL 9500.
2.6.
Op 9 maart 2007 hebben KBI en KIWA een gebruikersovereenkomst BRL 9500 gesloten voor het gebruik van de BRL 9500 door KIWA met het oog op certificatie van ondernemingen in het kader van het NL-EPBD procescertificaat.
2.7.
SenterNovem heeft op 21 juni 2007 een stappenplan tot het afgeven van energielabels voor gebouwen gepubliceerd. Daarin is onder meer opgenomen dat ondernemingen, die klanten willen ondersteunen bij het verkrijgen van een energielabel, zich kunnen aanmelden bij een CI voor certificatie voor de BRL 9500. Daarbij gaat het om CI’s die een overeenkomst hebben met KBI over het gebruik van de BRL 9500, die vanaf 1 juni 2007 op de site van KBI te vinden zijn. In de periode juni tot september worden certificerende instellingen geaccrediteerd door de RvA en de eerste bedrijven zullen vanaf 1 september 2007 worden gecertificeerd door de CI’s. Voorts is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

Afmelden en afgeven van rechtsgeldige energielabels
Vanaf 1 september zullen certificerende instellingen (CI’s) de eerste bedrijven ook daadwerkelijk certificeren. In dat geval wordt uw bedrijf geregistreerd op de site van KBI en de Stichting Bouwkwaliteit als BRL 9500 gecertificeerd bedrijf en mag u gebruik maken van het NL-EPBD woord- en beeldmerk.
Vanaf 1 september kunnen deze geregistreerde bedrijven energielabels afmelden bij de database van SenterNovem, via de energielabelsoftware, waarna deze als rechtsgeldig energielabel afgegeven kunnen worden.”
2.8.
Vanaf 27 juni 2007 heeft KIWA op verschillende tijdstippen en met diverse ondernemingen certificatieovereenkomsten afgesloten in het kader van de BRL 9500, waaronder met Unielabel, [handelsnaam eiser sub 4] en [handelsnaam eiser sub 3] .
2.9.
Accreditatieonderzoek van de RvA met betrekking tot KIWA in het kader van de BRL 9500 heeft plaatsgevonden in augustus en september 2007. Op 30 augustus 2007 heeft de RvA aan KIWA een ontvankelijkheidsverklaring afgegeven voor de periode van 30 augustus 2007 tot en met 31 december 2007, inhoudende dat KIWA op de site van KBI zou worden geplaatst als “gerechtigd voor het uitvoeren van de beoordeling volgens BRL 9500”.
2.10.
Bij brief van 21 december 2007 heeft de RvA aan KIWA te kennen gegeven dat zij vooralsnog geen accreditaties zal verlenen aan betrokken CI’s in verband met door KBI aan te brengen verbeteringen in de BRL 9500. In plaats daarvan hebben deze CI’s, waaronder KIWA, van de RvA bij brief van 27 december 2007 een ontvankelijkheidsverklaring ontvangen die liep tot 31 december 2008.
2.11.
KBI heeft de BRL 9500 in 2008 en 2009 aangepast om deze accreditatiewaardig te maken. De RvA heeft bij brief van 14 januari 2009 op grond van overleg met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer besloten nogmaals ontvankelijkheidsverklaringen af te geven voor de periode tot 1 januari 2010. KBI heeft daarop een op 20 augustus 2009 vastgestelde versie van de BRL 9500 aan de RvA ter beoordeling aangeboden. Deze aangepaste versie van BRL 9500 was volgens de RvA verbeterd, maar diende nog een aantal aanpassingen te krijgen.
2.12.
Toen na 1 januari 2010 bleek dat het nog niet gelukt was om de BRL 9500 aangepast te accrediteren heeft de RvA besloten de situatie met de CI’s te handhaven tot de BRL 9500 accreditatiewaardig zou zijn.
2.13.
Hierop heeft KBI delen van de BRL 9500 op 31 augustus 2011 (delen 00, 01 en 03) en op 30 september 2011 (delen 02 en 04) opnieuw vastgesteld. Deze delen, waaronder ook gedeelten uit de versie van 20 augustus 2009 zijn uiteindelijk door de RvA aanvaard. Eind 2011 heeft de RvA aan KBI kenbaar gemaakt dat de BRL 9500 delen 00, 01 en 03 onder voorwaarden accreditatiewaardig zijn verklaard en in mei 2012 heeft de RvA aan KBI medegedeeld dat ook de delen 02 en 04 van BRL 9500 accreditatiewaardig zijn verklaard.
2.14.
KIWA heeft in het kader van de BRL 9500 in november 2011 een accreditatieverzoek bij de RvA ingediend. In mei 2012 heeft KIWA dit verzoek opnieuw moeten indienen in verband met het verlopen van de behandelingstermijn door de RvA. De RvA heeft daarop besloten, met instemming van KBI, de op dat moment voor de BRL 9500 aanvaarde CI’s tegelijkertijd te willen accrediteren voor BRL 9500. Op 27 maart 2013 werd KIWA geaccrediteerd voor de BRL 9500.

3.Het geschil

3.1.
EnergyClaim c.s. vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat
a) KIWA in de periode 2007 tot op of rond 2013 niet rechtsgeldig geaccrediteerd was betreffende de BRL 9500 en/of
b) KIWA in strijd met de geldende wet- en regelgeving handelde en hierdoor onbevoegd was om EnergyClaim c.s. te certificeren op grond van de BRL 9500;
II. voor recht te verklaren dat KIWA EnergyClaim c.s. heeft misleid door voorafgaand en gedurende de looptijd van de certificatieovereenkomsten EnergyClaim c.s. voor te houden dat KIWA EnergyClaim c.s. rechtsgeldig kon certificeren in het kader van de BRL 9500, terwijl KIWA wist dat zij tot medio 2013 niet geaccrediteerd was;
III. a) voor recht te verklaren dat EnergyClaim c.s. gedwaald heeft inzake het feit dat KIWA geaccrediteerd was voor de BRL 9500 en derhalve bevoegd om EnergyClaim c.s. te certificeren en/of
b) in plaats van vernietiging van de overeenkomsten, de gevolgen van die overeenkomsten ter opheffing van het nadeel zal wijzigen in die zin dat de investeringen en betalingen van EnergyClaim c.s. aan KIWA door KIWA moeten worden gecompenseerd, welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt;
IV. voor recht te verklaren dat KIWA jegens Unielabel en/of [handelsnaam eiser sub 3] en/of [handelsnaam eiser sub 4] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten met EnergyClaim c.s. en zal bepalen dat EnergyClaim c.s. recht heeft op vervangende schadevergoeding vanaf het moment dat Kiwa zonder accreditatie diensten aan EnergyClaim c.s. verleende tot het moment van accreditatie medio 2013;
V. voor recht te verklaren dat Unielabel, [handelsnaam eiser sub 3] en [handelsnaam eiser sub 4] onverschuldigd aan KIWA Nederland hebben betaald en dat KIWA Nederland zich ongerechtvaardigd althans onrechtmatig heeft verrijkt ten koste van Unielabel, [handelsnaam eiser sub 3] en [handelsnaam eiser sub 4] en met veroordeling van KIWA Nederland tot terugbetaling van de door Unielabel, [handelsnaam eiser sub 3] en [handelsnaam eiser sub 4] aan Kiwa Nederland betaalde gelden;
en voorts
VI. voor recht te verklaren dat KIWA en/of KIWA Nederland schade aan EnergyClaim c.s. heeft berokkend, die zoveel mogelijk hoofdelijk aan EnergyClaim c.s. dient te worden voldaan en welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt of anders te oordelen zoals de rechtbank juist acht;
VII. KIWA c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daaraan legt EnergyClaim c.s., zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
- KIWA is pas medio 2013 geaccrediteerd door de RvA. In de periode 2007 tot medio 2013 was er geen sprake van een door de RvA geaccrediteerde BRL 9500, zodat er over die periode evenmin rechtsgeldige energielabels zijn afgegeven. Daardoor zijn de over deze periode door EnergyClaim c.s. uitgereikte energielabels rechtsongeldig. Omdat KIWA zich al die jaren - ten onrechte - heeft geafficheerd als geaccrediteerde CI is EnergyClaim c.s. misleid en zijn de certificatieovereenkomsten onder invloed van bedrog zijdens KIWA dan wel dwaling zijdens EnergyClaim c.s. tot stand gekomen. Daarmee is KIWA toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de met haar gesloten certificatieovereenkomsten en handelde KIWA onrechtmatig jegens EnergyClaim c.s. Unielabel, [handelsnaam eiser sub 3] en [handelsnaam eiser sub 4] stellen dat KIWA toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van certificatieovereenkomsten, omdat zij vanaf januari 2009 – zonder enige aankondiging of verklaring vooraf dan wel achteraf – de gebruikelijke nota’s niet meer van hun contractspartij KIWA ontvingen, maar van KIWA Nederland, hetgeen eveneens neerkomt op onzorgvuldig handelen van KIWA. Unielabel, [handelsnaam eiser sub 3] en [handelsnaam eiser sub 4] betwisten de geldigheid van deze facturen. Zij vorderen het door hen aan KIWA Nederland betaalde als onverschuldigd terug en stellen dat KIWA Nederland heeft zich ten koste van hen ongerechtvaardigd althans onrechtmatig verrijkt.
3.3.
KIWA c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
EnergyClaim stelt dat zij, hoewel zij ook aan alle voorwaarden van art. 3:305a BW voldoet, in deze procedure uit hoofde van lastgeving als middellijk vertegenwoordiger op eigen naam voor twaalf ondernemingen optreedt. KIWA c.s. betoogt dat zij geen relevante contractuele relatie heeft gehad met vijf van de twaalf ondernemingen die EnergyClaim in deze procedure vertegenwoordigt. Bij gebrek aan belang dient EnergyClaim ten aanzien van deze vijf ondernemingen in zoverre niet-ontvankelijk in haar vorderingen te worden verklaard, aldus KIWA c.s.
4.2.
Uit haar standpunt volgt dat Energyclaim de vordering niet als een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW heeft ingesteld, maar in de gestelde hoedanigheid van middellijk vertegenwoordiger. Het geschil over de vraag of de vorderingen van Energyclaim reeds bij gebrek aan belang dienen te stranden, kan onbesproken blijven, nu uit de hierna volgende beoordeling volgt dat de vorderingen op inhoudelijke gronden moeten worden afgewezen.
Rechtsongeldige energielabels door accreditatiegebrek?
4.3.
Kern van het geschil is de vraag of energielabels waarbij Energyclaim c.s. betrokken was al dan niet rechtsgeldig zijn, omdat de BRL 9500 een periode niet was geaccrediteerd door de RvA.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat de BRL 9500 een periode niet was geaccrediteerd door de RvA niet tot rechtsongeldigheid van energielabels heeft geleid. Daartoe is het volgende redengevend.
4.5.
Buiten discussie staat dat de energielabels, waarbij EnergyClaim c.s. in de beoordeling en afmelding betrokken was (nadat KIWA het NL-EPBD procescertificaat had verstrekt), over de betrokken periode steeds feitelijk zijn goedgekeurd door SenterNovem en haar rechtsopvolger Agentschap NL. De energielabels zijn daarbij opgenomen in het door de Staat opgezette en beheerde afmeldingssysteem en landelijke energielabelregister, waarbij een afmeldnummer werd verstrekt dat op het energielabel werd geprint en waarmee het energielabel de goedkeuring en geldigheid van de overheid verkreeg.
4.6.
Het gegeven dat de BRL 9500 een periode niet door de RvA was geaccrediteerd, is destijds geen grond geweest voor SenterNovem en Agentschap NL om goedkeuring aan energielabels te onthouden. Gelet op het destijds geldende energielabelstelsel, dat aansloot bij het bestaande, privaatrechtelijke kader voor de kwaliteitsborging van energiecertificering van gebouwen in combinatie met een publiekrechtelijk kader onder meer bestaande uit het afmeldingssysteem en landelijke energielabelregister, dient daarom van de rechtsgeldigheid van deze energielabels te worden uitgegaan.
4.7.
Anders dan EnergyClaim c.s. stelt, valt nergens uit de toepasselijke regelgeving in die periode af te leiden dat een energielabel slechts rechtsgeldig kon zijn indien KIWA als betrokken CI geaccrediteerd was voor de BRL 9500. Ook de EPBD-richtlijn vereiste enkel dat certificering van gebouwen op onafhankelijke wijze door gekwalificeerde en/of erkende deskundigen plaatsvond (artikel 10). Gesteld noch gebleken is dat het toen geldende kwaliteitsborgingssysteem daaraan niet voldeed.
4.8.
Daar komt bij dat de RvA in de periode dat zij BRL 9500 nog niet accreditatiewaardig vond, in eerste instantie een periode met ontvankelijkheidsverklaringen heeft gewerkt. KIWA was aldus in de visie van de RvA als CI gerechtigd voor het uitvoeren van de beoordeling volgens BRL 9500. Deze ontvankelijkheidsverklaringen bestreken in elk geval najaar 2007, het hele jaar 2008 en 2009. In de periode daarna heeft de RvA besloten de situatie met de (betrokken) CI’s te handhaven tot BRL 9500 accreditatiewaardig is verklaard en (onder meer) KIWA als CI voor BRL 9500 werd geaccrediteerd. KIWA c.s. heeft in dit verband toegelicht dat de RvA de ontvankelijkheidsverklaringen niet heeft verlengd, omdat verwacht werd dat binnen afzienbare tijd tot accreditatie van BRL 9500 kon worden overgegaan. Of dat daadwerkelijk het geval was, kan onbesproken blijven. In elk geval is niet gesteld of gebleken dat de handelswijze van de RvA ten opzichte van de CI’s met betrekking tot BRL 9500 in de periode ná de accreditatie van BRL 9500 op enig punt is veranderd of anders ten aanzien van hen is geworden, zodat daaruit geen materieel verschil in benadering van de CI’s voor en na de formele accreditatie van BRL 9500 volgt.
Ook is er geen feitelijk aanknopingspunt aangeleverd op grond waarvan KIWA als CI volgens de RvA in de betrokken periode niet langer gerechtigd zou zijn geweest om beoordelingen uit te voeren volgens BRL 9500. Hiermee ligt in de wijze waarop de RvA in dit verband heeft opgetreden besloten dat zij van oordeel was dat sprake was van een aanvaardbare en acceptabele situatie. Hoewel deze gang van zaken geen schoonheidsprijs verdient – accreditatie van BRL 9500 door de RvA was immers (veel) eerder voorzien – vormt zij geen grond om het verwijt van EnergyClaim c.s. doel te laten treffen. Dit vormt evenmin grond voor het oordeel dat sprake is van rechtsongeldige energielabels, dan wel voor het oordeel dat KIWA c.s. in dit verband een verwijt te maken valt.
4.9.
Gezien het voorgaande ontbreekt grond voor toewijzing van de vorderingen die zijn gestoeld op de gestelde rechtsongeldigheid van energielables, op alle gestelde grondslagen. Daar komt bij dat ten slotte op geen enkele manier met feiten en omstandigheden is geconcretiseerd dat bij EnergyClaim c.s. schade is ontstaan of dat zij geconfronteerd is met claims naar aanleiding van het gegeven dat de BRL 9500 een periode niet was geaccrediteerd door de RvA, dan wel dat zij daarvoor aansprakelijk is gesteld.
Slotsom
4.10.
Het voorgaande staat reeds in de weg aan toewijzing van de vorderingen van EnergyClaim c.s. Het overige dat partijen naar voren hebben gebracht kan onbesproken blijven. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de ter zitting geuite vrees van EnergyClaim c.s. voor kansrijke, toekomstige claims als gevolg van het gegeven dat de BRL 9500 een periode door de RvA niet geaccrediteerd is geweest, haar in het licht van het voorgaande ongegrond voorkomt.
Proceskosten
4.11.
Energyclaim c.s. wordt als de in het incident en in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
4.12.
KIWA c.s. heeft gevorderd EnergyClaim c.s. te veroordelen in de door haar werkelijk gemaakte proceskosten, omdat EnergyClaim c.s. volgens KIWA c.s. op voorhand dermate kansloze vorderingen heeft ingesteld dat EnergyClaim c.s. deze achterwege had behoren te laten en onrechtmatig handelt door deze vorderingen in te stellen, mede gezien de wijze waarop deze zijn ingesteld.
4.13.
De rechtbank overweegt dat deze vordering alleen toewijsbaar is in geval van daadwerkelijk misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vorderingen, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dat is het geval wanneer EnergyClaim c.s. haar vorderingen baseerde op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door onder meer artikel 6 EVRM.
4.14.
De vordering van KIWA c.s. tot veroordeling van EnergyClaim c.s. in haar werkelijke proceskosten slaagt niet. Wat KIWA c.s. in dit verband heeft aangevoerd kan niet de conclusie dragen dat EnergyClaim c.s. misbruik van recht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door haar vorderingen in te stellen. EnergyClaim c.s. hoefde op voorhand niet te begrijpen dat haar vorderingen jegens KIWA c.s. evident ongegrond waren. Dit blijkt reeds uit het feitelijke gegeven dat de BRL 9500 een periode (formeel) niet was geaccrediteerd door de RvA (zie 2.10 tot en met 2.14) en zij tegen die achtergrond in de kern een oordeel verlangde over de vraag in hoeverre dat tot rechtsongeldigheid van energielabels heeft geleid en tot verwijtbaar handelen van KIWA in het licht van de gesloten certificatieovereenkomsten. EnergyClaim c.s. heeft haar vorderingen jegens KIWA c.s. daarom niet gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen dan wel op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
4.15.
Gelet op het voorgaande worden de proceskosten van KIWA c.s. in de hoofdzaak en in het incident conform het liquidatietarief begroot op € 2.242 (€ 613 aan griffierecht en
€ 1.629 aan salaris advocaat (3 punten tegen tarief II van € 543)). Overeenkomstig de niet weersproken vordering daartoe van KIWA c.s. wordt de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt EnergyClaim c.s. in de proceskosten, aan de zijde van KIWA c.s. tot op heden begroot op € 2.242,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin, mr. D.R. Glass en mr. H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019.