ECLI:NL:RBDHA:2019:3549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
NL19.4710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 28 februari 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die hij op 6 februari 2018 had ingediend. Eiser heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij brief van 14 februari 2019 in gebreke gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, maar dat eiser zijn beroepschrift prematuur heeft ingediend, aangezien hij pas op 1 maart 2019 in beroep kon gaan. Ondanks deze prematuriteit heeft de rechtbank besloten om de niet-ontvankelijkheid van het beroep achterwege te laten, omdat verweerder geen besluit heeft genomen en geen uitleg heeft gegeven voor de vertraging. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 256,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Grundmeijer, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4710

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[de persoon] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 februari 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eiser heeft op 6 februari 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij brief van 14 februari 2019 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiser op 28 februari 2019 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Tot op heden is geen besluit op eisers aanvraag genomen.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Met partijen stelt de rechtbank vast dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld. Verweerder heeft echter terecht gesteld dat nog niet meer dan twee weken waren verstreken toen eiser zijn beroepschrift indiende. Eiser heeft verweerder immers bij brief van 14 februari 2019 in gebreke gesteld. Dat betekent dat hij eerst op 1 maart 2019 in beroep kon gaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Met zijn beroepschrift van 28 februari 2019 was eiser dus een dag te vroeg.
4. De rechtbank overweegt dat een ingebrekestelling is bedoeld om het bestuursorgaan nog enige tijd te gunnen om alsnog te beslissen, anders heeft een ingebrekestelling geen zin. Ter wille van de duidelijkheid is de termijn gefixeerd op twee weken. [4]
5. Inmiddels zijn meer dan twee weken verstreken sinds het moment van de ingebrekestelling en verweerder heeft nog geen besluit genomen op de aanvraag van eiser. Verweerder heeft evenmin aangegeven binnen welke termijn eiser een besluit kan verwachten noch heeft verweerder een uitleg gegeven waarom de besluitvorming nog zo lang op zich laat wachten. Gelet op deze omstandigheden, in samenhang bezien, ziet de rechtbank aanleiding om de niet-ontvankelijkheid van het beroep achterwege te laten en het beroep gegrond te verklaren.
6. Het beroep is dus gegrond.
7. Als een besluit niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Eiser heeft niet verzocht om deze dwangsom door de rechtbank vast te laten stellen. Dat betekent dat verweerder dit met het nieuwe besluit moet doen (artikel 4:18, eerste lid, en artikel 8:55c van de Awb).
8. Als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5] In dit geval heeft verweerder geen bijzondere omstandigheden genoemd die tot een andere termijn zouden moeten leiden.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 256,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Grundmeijer, griffier.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Tekst en commentaar Awb, aantekening 4 bij artikel 4:17,van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.