ECLI:NL:RBDHA:2019:3444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
09/777123-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie opgelegd voor fietsendiefstallen, witwassen en drugshandel door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder fietsendiefstallen, witwassen en het voorhanden hebben van drugs. De verdachte is sinds oktober 2018 civielrechtelijk gesloten geplaatst, en deze plaatsing is op 4 april 2019 verlengd. De rechtbank heeft de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een behandeling bij De Waag en het vinden van een zinvolle dagbesteding.

De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van fietsen, het witwassen van deze fietsen door ze via Marktplaats te verkopen, en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 subsidiair, zoals vermeld op de dagvaardingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten als wettig en overtuigend beschouwd.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de justitiële geschiedenis van de verdachte en de adviezen van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming. De verdachte heeft eerder een vermogensdelict gepleegd en er is een hoge kans op herhaling vastgesteld. De rechtbank heeft besloten dat jeugddetentie een passende straf is, gezien het aantal gepleegde strafbare feiten en de ernst daarvan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/777123-16; 09/837075-19 (t.t.g.)
Datum uitspraak: 4 april 2019
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
[adres] ,
thans civielrechtelijk gesloten geplaatst in: [naam 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn op de zitting van 21 maart 2019 met gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie in deze zaken is mr. A.J. Algera en de raadsman van de verdachte is mr. J. Looman.

2.De tenlastelegging

Er zijn twee verschillende dagvaardingen die tegelijkertijd op de zitting zijn behandeld.
Op dagvaarding 1 (parketnummer 09/777123-16) staat vermeld dat de verdachte wordt verdacht van het stelen, helen en witwassen van fietsen, alleen of samen met anderen (feiten 1, 2 en 7), het samen met een ander stelen van een acculader van een scootmobiel (feit 3), het helen van een scootmobiel (feit 4), het opzettelijk aanwezig hebben van drugs (feit 5) en ook het dealen van drugs, alleen of met anderen (feit 6).
Op dagvaarding 2 (parketnummer 09/837075-19) wordt beschreven dat de verdachte wordt verdacht van het opzettelijk aanwezig hebben van drugs.
Deze 8 feiten staan beschreven in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Standpunten en beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor de op
dagvaarding 1 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair vermelde feiten en het op dagvaarding 2 vermelde feit, nu deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Wat feit 1 op dagvaarding 1 betreft, heeft zij aangegeven dat de verdachte ter zitting heeft bekend dat hij samen met een ander de fietsen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestolen en dat dit met een zogeheten vissleuteltje is gebeurd en dat zij de diefstal van deze fietsen daarom bewezen acht. Van de andere fietsen genoemd in feit 1 zou de verdachte moeten worden vrijgesproken. Van feit 7 primair heeft de officier van justitie ook vrijspraak verzocht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, nu de verdachte ter zitting een verklaring heeft afgelegd en de meeste feiten heeft bekend, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring van de feiten, met uitzondering van dagvaarding 1 feit 4, de heling van een scootmobiel. De verdachte heeft bij de politie en ook ter zitting verklaard dat hij van deze scootmobiel gebruik mocht maken en hij heeft dan ook te goeder trouw gehandeld.
Hij gebruikte ook een sleutel om de scootmobiel te starten. Bovendien is de verdachte op deze scootmobiel naar het politiebureau gereden en dat had hij toch nooit gedaan als hij had geweten dat deze gestolen was. De verdachte moet daarom van feit 4 worden vrijgesproken.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Dagvaarding 1
Feit 1
Aangezien de verdachte ter zitting het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een geschrift, te weten een afschrift van de aangifte van [aangever 1] , met proces-verbaal
nummer PL15A4-2016265069 (p. 118-119);
- een proces-verbaal van verhoor [aangever 1] d.d. 22 september 2016, met bijlagen,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2016265069-2 (p. 120-132);
- een proces-verbaal van aangifte, d.d. 15 november 2016, met bijlagen, opgenomen in het
dossier met het nummer PL1500-2016317757-1, inhoudende de verklaring van
[aangever 2] (p. 487-491).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op tijdstippen in de periode van 28 augustus 2016 tot en met 11 december 2016 samen met een ander de fietsen van [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestolen. Bij deze diefstallen is een valse sleutel, een zogenaamd vissleuteltje, gebruikt.
Hoewel het dossier een groot aantal aanwijzingen bevat dat de verdachte, alleen of samen met een ander, nog meer fietsen heeft gestolen en de verdachte bovendien zelf ook heeft verklaard dat hij in totaal maximaal tien fietsen heeft gestolen, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en concreet bewijs bevat om de verdachte te veroordelen voor de overige in feit 1 ten laste gelegde fietsendiefstallen. De rechtbank zal de verdachte om die reden van de andere fietsen in feit 1 vrijspreken.
Feit 2 [1]
De eerder genoemde fiets van [aangever 1] was op Marktplaats geplaatst op het account van ‘eenopeen’. [2] De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met anderen dat Marktplaats-account gebruikte om gestolen fietsen te verkopen. Hij heeft maximaal tien fietsen zelf gestolen en via Marktplaats verkocht. De verdachte heeft ook verklaard dat hij heeft geholpen bij de verkoop van een aantal fietsen die hij niet zelf had gestolen. [3]
Tussen 4 september 2016 en 21 september 2016 werden op dat Marktplaatsaccount 46 advertenties geplaatst waarin fietsen werden aangeboden. [4] Op de telefoon van [medeverdachte 1] werden WhatsApp-gesprekken tussen hem en de verdachte aangetroffen van de periode van 28 augustus 2016 tot 21 september 2016, waarin veelvuldig werd gesproken over de diefstal en handel van fietsen en het plaatsen van advertenties op Marktplaats. [5] De verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer 500 tot 600 euro heeft verdiend met (zijn aandeel in) de verkoop van gestolen fietsen. [6]
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich in de periode van 28 augustus 2016 tot en met 11 december 2016 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Feit 3
Aangezien de verdachte ter zitting het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een proces-verbaal van aangifte, met bijlage, d.d. 2 februari 2018, opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-1, inhoudende de verklaring van
[naam 3] (p. 381-384);
- een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 februari 2018 opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-5 (p. 385);
- een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 februari 2018, opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-20 (p. 386);
- een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 februari 2018¸opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-11 (p. 387).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met een ander op 1 februari 2018 een acculader van een scootmobiel heeft gestolen door het slot van het kastje waarin de acculader lag te verbreken.
Feit 4
(vrijspraak)
Uit het dossier blijkt dat verdachte samen met zijn [medeverdachte 2] op
4 en 9 februari 2018 op een scootmobiel op het politiebureau is verschenen. Deze scootmobiel bleek te zijn gestolen.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van deze scootmobiel. De rechtbank zal de verdachte om die reden vrij spreken van feit 4.
Feit 5 [7]
Op 17 februari 2018 vonden [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de woning van de verdachte aan [adres] , waar zij aanwezig waren om de verdachte aan te houden, een grijs schoudertasje van het merk Nike. In het voorvakje van dit tasje zat een boterhamzakje met bolletjes met bruine en witte substantie erin. In het tasje zelf zat nog een boterhamzakje met een bruine substantie en een boterhamzakje met een opgevouwen bruinkleurig koffiefilterzakje. Verbalisanten vermoedden dat er heroïne en cocaïne in de bolletjes zat en namen het tasje in beslag. De broer en de moeder van de verdachte verklaarden dat het tasje van de verdachte is. [8]
De inbeslaggenomen bolletjes zijn door het NFI onderzocht en de witte substantie, in totaal 17, 9 gram blijkt cocaïne te zijn en de bruine substantie, ook in totaal 17,9 gram, is heroïne. [9]
De verdachte heeft ter zitting verklaard deze bolletjes inderdaad in zijn bezit te hebben gehad. [10]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 17 februari 2018 opzettelijk 17,9 gram cocaïne en 17,9 gram heroïne aanwezig had.
Feit 6
In het inbeslaggenomen tasje zat ook een Nokia-telefoon (met [telefoonnummer] ). [11] In deze telefoon stonden negenendertig contacten opgeslagen, zeven van deze contacten waren te koppelen aan harddrugsgebruikers. [12]
Tijdens het onderzoek aan deze telefoon kwam het telefoonnummer van [getuige] naar voren. Dit nummer stond in de mobiele telefoon opgeslagen onder [naam 4] ’. [13]
[getuige] heeft verklaard dat zijn huurders al maanden drugs halen bij twee jongens, dat hij van zijn huurders het nummer van die twee jongens heeft gekregen en dat zij altijd met zijn tweeën waren. Voorts heeft [getuige] verklaard dat beide jongens drugs in hun tasjes hadden.
Zij verkochten bolletjes van 10 euro en zes bolletjes voor 50 euro. [getuige] heeft de verdachte herkend als een van de jongens van wie hij cocaïne heeft gekocht. [14]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 16 februari 2018 inderdaad af en toe drugs dealde, alleen of samen met een ander. Hij heeft verklaard dat hij de handel van de baas, wiens naam hij niet wil noemen, overnam. Het was een snelle manier om geld te verdienen, omdat hij een deel van de opbrengst kreeg. [15]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 december 2017 tot en met 16 februari 2018 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs.
Feit 7 (parketnummer 09/852008-18 t.b.g) [16]
Primair (vrijspraak)
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte feit 7 primair, de diefstal van de fiets op
24 juni 2017, heeft begaan.
Subsidiair
Aangezien de verdachte ter zitting het subsidiaire feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een geschrift, te weten een afschrift van de aangifte van [aangever 3] , met proces-verbaal
nummer PL1500-2017178493 (p. 96-97);
- een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, d.d. 24 juni 2017, opgenomen in het
dossier met het nummer PL1500-2017176135-2 (p. 12-14).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de fiets van [aangever 3] op 24 juni 2017.
Dagvaarding 2 [17]
Aangezien de verdachte ter zitting het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte d.d. 3 oktober 2018, met bijlage,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018266956-3 (p. 9-12);
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2018, opgenomen in het dossier met het
nummer PL1500-2018266956-13 (p. 31);
- een geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 14 januari 2019 (p. 47-48).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 3 oktober 2018 opzettelijk ongeveer
2,8 gram heroïne en 1,1 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 1 (met vrijspraak op onderdelen), 2, 3, 5, 6 en
7 subsidiair, vermeld op dagvaarding 1 en het feit, vermeld op dagvaarding 2 volgens de wet bewezen kunnen worden en de rechtbank is er ook van overtuigd dat de verdachte deze bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd.
De tekst van deze bewezenverklaring staat in bijlage 2 bij dit vonnis.

4.De strafbaarheid van de feiten

De feiten die de verdachte heeft gepleegd, zijn strafbare feiten. Uit niets blijkt dat deze feiten niet strafbaar zouden zijn.
In de beslissing staat hoe deze feiten volgens de wet worden beschreven.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ook strafbaar voor het plegen van deze feiten, omdat nergens uit volgt dat de verdachte niet strafbaar is.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om aan de verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen, die door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) in het rapport van 12 maart 2019 zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat bij de strafoplegging de gesloten plaatsing van de verdachte in het civielrechtelijke kader sinds 9 oktober 2018 een rol moet spelen: er komt ook een verlenging van deze plaatsing aan. Het voorwaardelijke strafdeel zou moeten worden gematigd. De verdachte wil met een schone lei beginnen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een of meer anderen meerdere keren schuldig gemaakt aan de diefstal van fietsen. Hij heeft deze fietsen, maar ook andere gestolen fietsen, witgewassen door ze via Marktplaats te verkopen. Ook heeft hij een fiets geheeld.
De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Hij heeft geen respect getoond voor de eigendommen van anderen en zich er ook niets van aangetrokken dat de eigenaren van de gestolen fietsen daarvan veel schade en overlast ondervinden. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin.
Dat de verdachte een acculader van een hulpbehoevend slachtoffer, die afhankelijk is van zijn scootmobiel en dus ook van een opgeladen accu, heeft gestolen, neemt de rechtbank de verdachte ook erg kwalijk.
De verdachte heeft voorts op meerdere tijdstippen (zelfs tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis) opzettelijk harddrugs aanwezig gehad en zich gedurende een periode van bijna drie maanden schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Door de verkoop van harddrugs heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van derden en zodoende het in gevaar brengen van hun gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Ook hierbij heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
De persoon van de verdachte
De verdachte is eerder veroordeeld voor een vermogensdelict.
De verdachte is geobserveerd op de observatieafdeling van het Forensisch Centrum Teylingereind. Blijkens het ForCA rapport d.d. 10 september 2018 is er bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vastgesteld: het gaat daarbij om een oppositionele-opstandige stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.
De stoornis is meer structureel van aard. De ten laste gelegde feiten kunnen de verdachte worden toegerekend. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat.
Langdurige intensieve ambulante behandeling, gericht op het verminderen van antisociale cognities, het leren accepteren van autoriteit, het vergroten van het inlevingsvermogen en het verbeteren van frustratietolerantie is nodig. Een forensische instelling als De Waag kan de benodigde behandeling en diagnostiek bieden.
Geadviseerd wordt om deze behandeling binnen het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen.
De rechtbank heeft verder de rapporten gelezen van de jeugdreclassering en de Raad.
De jeugdreclassering heeft onderzoek gedaan en komt tot de conclusie dat het opleggen van een GBM haalbaar is.
De Raad heeft eerder ook geadviseerd de benodigde hulpverlening aan de verdachte in het kader van de GBM op te leggen, maar is - zoals uit het meest recente rapport van 12 maart 2019 blijkt - inmiddels op dit advies teruggekomen.
De verdachte verblijft sinds 9 oktober 2018 civielrechtelijk in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en dit is een contra-indicatie voor het opleggen van een GBM. Voorts wil de verdachte niet meewerken aan het opleggen van een GBM.
De verdachte is zeer zelfbepalend in de keuzes die hij maakt. Die keuzes variëren van deelname aan onderwijs tot en met vervallen in delinquent gedrag.
Als de verdachte weer terugkeert in de maatschappij is de dwang c.q. controle die uitgaat van een voorwaardelijke detentie in een proeftijdperiode naar de mening van de Raad het best toepasbare middel om sturing te geven aan het gedrag van de verdachte.
De Raad adviseert daarom nu om aan de verdachte een deels voorwaardelijk jeugddetentie op te leggen, met als voorwaarden de begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van een meldplicht, de verdachte moet zich daarbij conformeren aan het behandelplan van de jeugdreclassering. Daarin is begrepen deelname aan een behandeling bij De Waag. Ook moet de verdachte zich laten aansturen en controleren bij het vinden en behouden van een acceptabele vorm van dagbesteding.
Op de zitting is namens de Raad het gewijzigde advies gehandhaafd. Aangegeven is dat de verdachte veel structuur en begeleiding nodig heeft en op dit moment wel lijkt te profiteren van de individuele aanpak binnen de gesloten setting.
Van de zijde van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden is ter zitting meegedeeld dat het verzoek tot voortzetting van de gesloten plaatsing in het civielrechtelijke kader inmiddels is ingediend en dat de verdachte tijdens zijn verblijf in [naam 1] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft zijn plekje gevonden.
Het advies van Raad om in de strafzaak een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen wordt onderschreven. Daarbij moet het meewerken aan behandeling bij de Waag verplicht worden opgelegd net als het vinden en behouden van een goede dagbesteding.
De op te leggen straf
De rechtbank komt tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de justitiële geschiedenis van de verdachte, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen, het ForCA-advies, het advies van de Raad en de informatie van de jeugdreclassering.
De omstandigheid dat de meeste bewezenverklaarde feiten oude feiten zijn, weegt de rechtbank ook mee bij de strafoplegging.
Het opleggen van de een GBM is een gepasseerd station nu de verdachte civielrechtelijk in een gesloten setting verblijft en dit verblijf naar alle waarschijnlijkheid ook nog zal worden voortgezet.
De rechtbank acht jeugddetentie een passende straf, vanwege het grote aantal strafbare feiten dat de verdachte heeft gepleegd en de ernst daarvan. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, wordt hiervan afgetrokken.
De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. De verdachte hoeft dit deel van de straf alleen uit te zitten als hij zich gedurende de proeftijd van 2 jaar niet aan bepaalde voorwaarden houdt. De rechtbank sluit wat betreft de voorwaarden aan bij het advies van de Raad.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 416, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet;
zoals ze golden op het moment dat de feiten werden gepleegd.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart
nietwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
dagvaarding 1feit 4 en 7 primair;
en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
dagvaarding 1 (parketnummer 09/777123-16)feit 1, 2, 3, 5, 6 en 7 subsidiair en
dagvaarding 2 (parketnummer 09/837075-19);
de wettelijke kwalificaties van deze feiten zijn:
dagvaarding 1
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
feit 2
medeplegen van witwassen;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 5
het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 6
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7 subsidiair (parketnummer 09/852008-18 t.b.g.)
medeplegen van opzetheling;
dagvaarding 2
het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 10 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
4 MAANDENniet ten uitvoer zullen worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
3. dat hij zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering en aan huisbezoeken
(artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
4. dat hij zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en
zolang zij dat willen;
5. dat de verdachte zal meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke
instelling, zolang als dit nodig is;
6. dat de verdachte een zinvolle dagbesteding zal vinden en behouden.
De rechtbank geeft aan de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, de opdracht om erop toe te zien dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, rechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2019.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
parketnummer 09/777123-16
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 augustus 2016 tot en met
11 december 2016 te Rijswijk en/of te Den Haag en/of in één of meerdere andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere andere(n) en/of alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere fiets(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 4] en/of
[aangever 5] en/of F [aangever 6] en/of één of meerdere andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte, tezamen en in vereniging met één of meerdere andere(n) en/of alleen, één of meerdere weggenomen fiets(en) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of van valse sleutels;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 augustus 2016 tot en met
11 december 2016 te Rijswijk en/of te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere andere(n) en/of alleen, één of meerdere voorwerp(en), te weten 46 fietsen, althans één of meerdere fiets(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 01 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een acculader (van een scootmobiel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen acculader onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door (het slot van) een kastje (waarin die acculader lag) te verbreken / forceren / open te breken;
4.
hij in de periode van op of omstreeks 04 februari 2018 tot en met 9 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een goed te weten een scootmobiel heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17,9 gram heroïne en/of 17,9 gram cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne,
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij in de periode van op of omstreeks 01 december 2017 tot en met 16 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
ter berechting gevoegd 09/852008-18
hij op of omstreeks 24 juni 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Cortina), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een goed te weten een fiets (merk Cortina) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 09/837075-19
hij op of omstreeks 03 oktober 2018 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 1,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Bijlage 2. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
parketnummer 09/777123-16
1.
hij in de periode van 28 augustus 2016 tot en met 11 december 2016 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met
eenander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen fietsen, toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2] , waarbij verdachte, tezamen en in vereniging met
eenander,
dezefietsen onder hun bereik
heeftgebracht door middel van
eenvalse sleutel;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 28 augustus 2016 tot en met 21 september 2016 te Rijswijk en/of te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere andere(n), meerdere fietsen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij op 1 februari 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een acculader (van een scootmobiel), toebehorende aan [naam 3] zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen acculader onder hun bereik te hebben gebracht door het slot van een kastje waarin die acculader lag te verbreken;
5.
hij op 17 februari 2018 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17,9 gram heroïne en 17,9 gram cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 december 2017 tot en met 16 februari 2018 te
's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
ter berechting gevoegd 09/852008-18
subsidiair:
hij op 24 juni 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander een fiets (merk Cortina) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 09/837075-19
hij op 3 oktober 2018 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,8 gram heroïne en ongeveer 1,1 gram cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 144
3.De verklaring van de verdachte ter zitting van 21 maart 2019
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 361-362, met bijlagen
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169, proces-verbaal van bevindingen, p. 223-279; proces-verbaal van
6.De verklaring van de verdachte ter zitting van 21 maart 2019
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137
9.Een geschrift, te weten rapporten van het NFI d.d. 23 februari 2018, p. 342-345
10.De verklaring van de verdachte ter zitting van 21 maart 2019
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 139, proces-verbaal aanvraag historische gegevens p. 153.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 327
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 323-324
15.De verklaring van de verdachte ter zitting van 21 maart 2019
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders