3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1
Aangezien de verdachte ter zitting het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een geschrift, te weten een afschrift van de aangifte van [aangever 1] , met proces-verbaal
nummer PL15A4-2016265069 (p. 118-119);
- een proces-verbaal van verhoor [aangever 1] d.d. 22 september 2016, met bijlagen,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2016265069-2 (p. 120-132);
- een proces-verbaal van aangifte, d.d. 15 november 2016, met bijlagen, opgenomen in het
dossier met het nummer PL1500-2016317757-1, inhoudende de verklaring van
[aangever 2] (p. 487-491).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op tijdstippen in de periode van 28 augustus 2016 tot en met 11 december 2016 samen met een ander de fietsen van [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestolen. Bij deze diefstallen is een valse sleutel, een zogenaamd vissleuteltje, gebruikt.
Hoewel het dossier een groot aantal aanwijzingen bevat dat de verdachte, alleen of samen met een ander, nog meer fietsen heeft gestolen en de verdachte bovendien zelf ook heeft verklaard dat hij in totaal maximaal tien fietsen heeft gestolen, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en concreet bewijs bevat om de verdachte te veroordelen voor de overige in feit 1 ten laste gelegde fietsendiefstallen. De rechtbank zal de verdachte om die reden van de andere fietsen in feit 1 vrijspreken.
Feit 2
De eerder genoemde fiets van [aangever 1] was op Marktplaats geplaatst op het account van ‘eenopeen’.De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met anderen dat Marktplaats-account gebruikte om gestolen fietsen te verkopen. Hij heeft maximaal tien fietsen zelf gestolen en via Marktplaats verkocht. De verdachte heeft ook verklaard dat hij heeft geholpen bij de verkoop van een aantal fietsen die hij niet zelf had gestolen.
Tussen 4 september 2016 en 21 september 2016 werden op dat Marktplaatsaccount 46 advertenties geplaatst waarin fietsen werden aangeboden.Op de telefoon van [medeverdachte 1] werden WhatsApp-gesprekken tussen hem en de verdachte aangetroffen van de periode van 28 augustus 2016 tot 21 september 2016, waarin veelvuldig werd gesproken over de diefstal en handel van fietsen en het plaatsen van advertenties op Marktplaats.De verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer 500 tot 600 euro heeft verdiend met (zijn aandeel in) de verkoop van gestolen fietsen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich in de periode van 28 augustus 2016 tot en met 11 december 2016 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Feit 3
Aangezien de verdachte ter zitting het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een proces-verbaal van aangifte, met bijlage, d.d. 2 februari 2018, opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-1, inhoudende de verklaring van
[naam 3] (p. 381-384);
- een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 februari 2018 opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-5 (p. 385);
- een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 februari 2018, opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-20 (p. 386);
- een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 februari 2018¸opgenomen in het
dossier met het nummer PL 1500-2018030894-11 (p. 387).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met een ander op 1 februari 2018 een acculader van een scootmobiel heeft gestolen door het slot van het kastje waarin de acculader lag te verbreken.
Feit 4
(vrijspraak)
Uit het dossier blijkt dat verdachte samen met zijn [medeverdachte 2] op
4 en 9 februari 2018 op een scootmobiel op het politiebureau is verschenen. Deze scootmobiel bleek te zijn gestolen.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van deze scootmobiel. De rechtbank zal de verdachte om die reden vrij spreken van feit 4.
Feit 5
Op 17 februari 2018 vonden [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de woning van de verdachte aan [adres] , waar zij aanwezig waren om de verdachte aan te houden, een grijs schoudertasje van het merk Nike. In het voorvakje van dit tasje zat een boterhamzakje met bolletjes met bruine en witte substantie erin. In het tasje zelf zat nog een boterhamzakje met een bruine substantie en een boterhamzakje met een opgevouwen bruinkleurig koffiefilterzakje. Verbalisanten vermoedden dat er heroïne en cocaïne in de bolletjes zat en namen het tasje in beslag. De broer en de moeder van de verdachte verklaarden dat het tasje van de verdachte is.
De inbeslaggenomen bolletjes zijn door het NFI onderzocht en de witte substantie, in totaal 17, 9 gram blijkt cocaïne te zijn en de bruine substantie, ook in totaal 17,9 gram, is heroïne.
De verdachte heeft ter zitting verklaard deze bolletjes inderdaad in zijn bezit te hebben gehad.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 17 februari 2018 opzettelijk 17,9 gram cocaïne en 17,9 gram heroïne aanwezig had.
Feit 6
In het inbeslaggenomen tasje zat ook een Nokia-telefoon (met [telefoonnummer] ).In deze telefoon stonden negenendertig contacten opgeslagen, zeven van deze contacten waren te koppelen aan harddrugsgebruikers.
Tijdens het onderzoek aan deze telefoon kwam het telefoonnummer van [getuige] naar voren. Dit nummer stond in de mobiele telefoon opgeslagen onder [naam 4] ’.
[getuige] heeft verklaard dat zijn huurders al maanden drugs halen bij twee jongens, dat hij van zijn huurders het nummer van die twee jongens heeft gekregen en dat zij altijd met zijn tweeën waren. Voorts heeft [getuige] verklaard dat beide jongens drugs in hun tasjes hadden.
Zij verkochten bolletjes van 10 euro en zes bolletjes voor 50 euro. [getuige] heeft de verdachte herkend als een van de jongens van wie hij cocaïne heeft gekocht.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 16 februari 2018 inderdaad af en toe drugs dealde, alleen of samen met een ander. Hij heeft verklaard dat hij de handel van de baas, wiens naam hij niet wil noemen, overnam. Het was een snelle manier om geld te verdienen, omdat hij een deel van de opbrengst kreeg.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 december 2017 tot en met 16 februari 2018 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs.
Feit 7 (parketnummer 09/852008-18 t.b.g)
Primair (vrijspraak)
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte feit 7 primair, de diefstal van de fiets op
24 juni 2017, heeft begaan.
Subsidiair
Aangezien de verdachte ter zitting het subsidiaire feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een geschrift, te weten een afschrift van de aangifte van [aangever 3] , met proces-verbaal
nummer PL1500-2017178493 (p. 96-97);
- een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, d.d. 24 juni 2017, opgenomen in het
dossier met het nummer PL1500-2017176135-2 (p. 12-14).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de fiets van [aangever 3] op 24 juni 2017.
Dagvaarding 2
Aangezien de verdachte ter zitting het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 21 maart 2019;
- een proces-verbaal van aanhouding van de verdachte d.d. 3 oktober 2018, met bijlage,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018266956-3 (p. 9-12);
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2018, opgenomen in het dossier met het
nummer PL1500-2018266956-13 (p. 31);
- een geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 14 januari 2019 (p. 47-48).
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 3 oktober 2018 opzettelijk ongeveer
2,8 gram heroïne en 1,1 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.