ECLI:NL:RBDHA:2019:3416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Jemenitische nationaliteit, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 28 maart 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 25 november 2018 zijn asielaanvraag heeft ingediend, terwijl hij eerder op 27 augustus 2018 in Spanje een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De Spaanse autoriteiten hebben op een verzoek tot overname van eiser door de Nederlandse autoriteiten niet gereageerd, wat heeft geleid tot een fictief claimakkoord.
De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat Spanje zijn verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het EVRM niet zal nakomen. Eiser is hierin niet geslaagd, aangezien het enkele overleggen van een artikel uit de Groene Amsterdammer niet voldoende is om aan te tonen dat Spanje niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank concludeert dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid zouden getuigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.