ECLI:NL:RBDHA:2019:3356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
NL19.4630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan novum en communicatieproblemen met tolk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2019 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet-ontvankelijk was verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder in Nederland een asielaanvraag ingediend, die op 15 augustus 2017 ongegrond was verklaard. Op 21 januari 2019 diende eiser een opvolgende asielaanvraag in, die eveneens niet-ontvankelijk werd verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet. Eiser stelde dat er communicatieproblemen waren met de Franse tolk tijdens het gehoor van de opvolgende aanvraag, maar de rechtbank oordeelde dat deze problemen niet als een novum konden worden beschouwd, aangezien eiser deze problemen niet eerder had aangekaart tijdens de eerdere procedures. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor nieuw medisch onderzoek en dat eiser zijn bekering tot het christendom niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4630
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

ProcesverloopBij besluit van 26 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.4631, plaatsgevonden op 28 maart 2019. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 6 mei 2017 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 15 augustus 2017 [1] , van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze in rechte vast staat.
2. Op 21 januari 2019 heeft eiser in Nederland een herhaald asielverzoek ingediend. Verweerder heeft deze opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder aanhef en onder d, van de Vw [2] . Er is tevens een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
3. In geschil is of het op 6 februari 2019 afgebroken gehoor opvolgende aanvraag met de Franse tolk wegens communicatieproblemen een novum is, of verweerder een nieuw medisch onderzoek had moeten laten doen door FMMU [3] en of verweerder in de eerste asielprocedure te weinig vragen heeft gesteld over zijn bekering tot het christendom, waardoor eiser te weinig heeft kunnen verklaren over zijn bekering.
4. De rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat eiser in de eerste asielprocedure tijdens de gehoren problemen met de Franse tolk heeft ervaren. Dit is tijdens drie gehoren [4] nooit door eiser naar voren gebracht of gebleken. Dit blijkt evenmin uit de correcties en aanvullingen en uit de zienswijze bij de eerste asielaanvraag. De omstandigheid dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag zegt dat hij communicatieproblemen met de Franse tolk heeft, kan daarom niet als een novum worden beschouwd.
5. Verder was er geen aanleiding om nieuw medisch onderzoek te doen. Ten eerste omdat medisch onderzoek niet verplicht is bij een opvolgende aanvraag en ten tweede omdat tijdens het gehoor opvolgende aanvraag niet is gebleken dat eiser niet in staat was om het gehoor te laten plaatsvinden. Eiser heeft verder desgevraagd gezegd dat er geen medische redenen zijn waarom het gehoor niet kan plaatsvinden. Daarnaast heeft eiser zijn medische problemen niet met stukken onderbouwd.
6. In de voornoemde uitspraak van 15 augustus 2017 is verder geoordeeld in rechtsoverweging 11 en 12 dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn bekering tot het christendom niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiertegen heeft eiser geen hoger beroep ingesteld, daarom faalt zijn betoog dat verweerder
hem in de eerste asielprocedure te weinig vragen heeft gesteld over zijn bekering tot het christendom
7. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden, als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw, waardoor ondanks het ontbreken van nova of een relevante wijziging van het recht, de zaak moet worden beoordeeld als ware het een eerste afwijzing.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 28 maart 2019.
Dit proces-verbaal is ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

2.Vreemdelingenwet 2000
3.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht
4.Aanmeldgehoor 9 februari 2017, eerste gehoor 3 juli 2017 en nader gehoor 5 juli 2017