Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2019 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [plaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder
Procesverloop
26 augustus 2016 aan hem opgelegde last onder dwangsom. Volgens dit besluit dient de verbeurde dwangsom binnen 4 weken na de verzenddatum van het besluit te worden overgemaakt op het bankrekeningnummer van de gemeente Gouda.
Overwegingen
Verder voert eiser aan dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsom is verjaard, omdat verweerder niet tijdig tot invordering is overgegaan en geen rechtsgeldige stuitingshandelingen heeft verricht, dan wel zulks niet tijdig heeft gedaan. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:35 van de Awb is de verjaringstermijn voor de invordering van een verbeurde dwangsom, in afwijking van de algemene regeling over de verjaring van geldschulden, door de wetgever bewust relatief kort gehouden. Hiermee is onder meer beoogd om de betrokken overtreder rechtszekerheid te bieden, maar ook om bestuursorganen aan te sporen om de handhaving serieus te nemen door in gevallen waarin een sanctiebesluit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, spoedig tot effectuering daarvan over te gaan. Voordat het bestuursorgaan daadwerkelijk invorderingsmaatregelen neemt in de vorm van een aanmaning of een dwangbevel, dient een invorderingsbeschikking te worden genomen. Zo’n invorderingsbeschikking wordt in de artikelen 4:105 tot en met 4:107 van de Awb echter niet genoemd als een stuitingshandeling. Deze beschikking doet dus geen nieuwe verjaringstermijn ontstaan. Wel is er de mogelijkheid dat het bestuursorgaan bij beschikking uitstel van betaling verleent. Gaat het bestuursorgaan daartoe over, dan wordt de verjaringstermijn verlengd met de periode waarvoor dat uitstel geldt.
“De verbeurde dwangsom van € 5.000,- dient door u te worden betaald door het verschuldigde bedrag binnen 4 weken na de verzenddatum van deze brief over te maken (…). Indien u niet tijdig overgaat tot betaling van de verbeurde dwangsom zullen wij een invorderingsprocedure starten.”
Beslissing
drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2019.