ECLI:NL:RBDHA:2019:3325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
C/09/553605 / FA RK 18-3714, C/09/563750, FA RK 18-8627
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen: partneralimentatie, verdeling huwelijksgemeenschap, pensioenverevening

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 maart 2019, wordt de echtscheiding uitgesproken tussen de vrouw, [X], en de man, [Y]. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken en heeft de zaak behandeld in een openbare zitting. De vrouw verzoekt om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder partneralimentatie en verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man refereert zich aan het verzoek tot echtscheiding, maar verzet zich tegen de nevenvoorzieningen. De rechtbank oordeelt dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk is erkend en dat de echtscheiding kan worden uitgesproken.

Wat betreft de partneralimentatie stelt de rechtbank de behoefte van de vrouw vast op € 3.445,- netto per maand, waarbij rekening wordt gehouden met haar verdiencapaciteit. De rechtbank komt tot de conclusie dat de man in staat is om een bijdrage te leveren aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De man zal vanaf de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand een bedrag van € 2.372,- bruto per maand betalen, en vanaf 1 januari 2021 zal dit bedrag stijgen naar € 3.322,- bruto per maand.

Daarnaast wordt de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een algehele gemeenschap van goederen en dat de ontbonden huwelijksgemeenschap bij helfte moet worden verdeeld. De rechtbank neemt diverse vermogensbestanddelen en schulden in overweging en komt tot een beslissing over de verdeling van de woning, koopsompolissen, beleggingsverzekeringen en andere activa. De rechtbank bepaalt dat de man de woning in Zweden en de BMW krijgt, terwijl de vrouw de Jeep en de webshop toebedeeld krijgt. Tot slot wordt de wettelijke pensioenverevening vastgesteld, waarbij beide partijen verplicht zijn om de relevante gegevens uit te wisselen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 18-3714 (echtscheiding) en FA RK 18-8627 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/553605 (echtscheiding) en C/09/563750 (verdeling)
Datum beschikking: 11 maart 2019

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 18 mei 2018 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.M. Vermeijden te Vlaardingen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. A.J.M.H. de Werd te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 7 juni 2018, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 11 juni 2018, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift inhoudende zelfstandige verzoeken van 15 augustus 2018, met bijlagen, van de zijde van de man;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek van 7 september 2018 van de zijde van de vrouw;
- het formulier verdelen en verrekenen van 19 oktober 2018 van de zijde van de man;
- het F9-formulier van 26 oktober 2018, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier van 21 januari 2019, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht van 25 januari 2019, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 4 februari 2019 is de zaak ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door mr. W.J.J. Trooster (kantoorgenoot van mr. W.M. Vermeijden) en de man bijgestaan door zijn advocaat. Van de zijde van de man zijn tijdens de zitting pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten

- De man en de vrouw zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2001 te [huwelijksplaats] .
- Zij zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
- Deze rechtbank heeft op 24 april 2018 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover thans van belang inhoudende dat de man met ingang van 24 april 2018 voorlopig
€ 3.712,- bruto per maand zal verstrekken tot levensonderhoud van de vrouw.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de vrouw zoals dat thans luidt strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- bepaling dat de man aan de vrouw als bijdrage in haar levensonderhoud zal dienen te voldoen een bedrag van € 4.433,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- vaststelling van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de vrouw;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man refereert zich ten aanzien van het verzoek tot het uitspreken van de echtscheiding.
De man voert verweer tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna zal worden besproken.
Tevens heeft de man thans nog zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met een nevenvoorziening tot:
- bepaling dat (zoals omschreven in randnummer 24 van het verweerschrift) de vrouw aan de man dient te voldoen een nader te bepalen bedrag met betrekking tot de kosten voor de woning in Zweden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de door de man verzochte nevenvoorziening, welk verweer hierna zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Nu aan de wettelijke formaliteiten is voldaan zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
De door de vrouw gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is door de man erkend en staat daarmee dus vast. De rechtbank zal de hierop steunende verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond toewijzen.
Partneralimentatie
Behoefte en behoeftigheid
De vrouw heeft haar huwelijksgerelateerde behoefte aan de hand van een behoeftelijst gesteld op € 3.445,- netto per maand.
De man heeft de door de vrouw gestelde behoefte betwist. De man heeft tijdens de zitting gesteld dat geen rekening moet worden gehouden met de opgevoerde huurkosten van
€ 1.250,- per maand, nu van de vrouw verwacht mag worden dat zij met wat zij ontvangt uit de verdeling (te begroten op € 200.000,-) eigen woonruimte koopt. Volgens de man bedraagt de gecorrigeerde behoefte van de vrouw dan € 2.295,- netto per maand.
De rechtbank acht het redelijk om de behoefte van de vrouw te baseren op de door haar overgelegde behoeftelijst inclusief een maandelijkse huurlast van € 1.250,-, nu ook aan de zijde van de man (ook door hem zelf) rekening wordt gehouden met woonlasten. De rechtbank zal dan ook voorbij gaan aan de stelling van de man en zal een behoefte van
€ 3.445,- netto per maand als uitgangspunt nemen. Dit komt overeen met een bruto behoefte van € 6.026,- per maand.
Partijen verschillen hiernaast van mening over de vraag in hoeverre de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
De rechtbank is uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken het volgende gebleken. De vrouw heeft tot 2008 in Nederland (40 dan wel 32 uur per week) in loondienst gewerkt. Daarna heeft zij een periode voor haar werkgever op interim basis in Zweden en Finland gewerkt. De vrouw verricht op dit moment vanuit de besloten vennootschap [naam BV 1] werkzaamheden voor een Finse beursorganisatie. De vrouw ontvangt hiervoor een salaris van ongeveer € 500,- per maand. De vrouw zal – zo heeft zij gesteld – in ieder geval deze werkzaamheden (na de echtscheiding) voortzetten in de vorm van een eenmanszaak.
De rechtbank vindt het – mede gelet op de werkervaring van de vrouw – redelijk om ervan uit te gaan dat de vrouw een nadere verdiencapaciteit heeft en kan benutten. De rechtbank acht de vrouw in staat om in ieder geval het minimumloon te kunnen verdienen. De vrouw heeft zelf ook aangegeven dat zij op zoek wil gaan naar een extra opdrachtgever en dat zij daarnaast de activiteiten voor de webwinkel [naam webwinkel] wil voortzetten om een aanvulling op haar huidige inkomen te bewerkstelligen. Bovendien is gebleken dat de vrouw naast haar werkzaamheden als zelfstandige aan het solliciteren is om een baan te vinden. Hoewel haar sollicitatiepogingen volgens de vrouw tot op heden nog geen resultaat hebben opgeleverd, is de rechtbank van oordeel dat van de vrouw kan worden verwacht dat zij zich – indien het uitbreiden van de activiteiten vanuit haar eigen onderneming en voor de webwinkel niet tot aanmerkelijk meer inkomen leidt – verder inspant om een betaalde baan te vinden, zodat zij (in ieder geval deels) in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank acht dit ook een reële mogelijkheid op basis van de werkervaring van de vrouw. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank daarom uitgaan van – zoals de man stelt – een verdiencapaciteit overeenkomstig het minimumloon van € 1.616,- bruto per maand.
Uitgaande van die verdiencapaciteit bedraagt de aanvullende behoefte van de vrouw (6.026 – 1.616 =) € 4.410,- bruto per maand. De rechtbank zal hierna bezien in hoeverre de man de draagkracht heeft om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen.
Draagkracht
De rechtbank stelt voorop dat zij bij de berekening van de draagkracht van de man – net als partijen – uit zal gaan van de situatie dat de woning in [woonplaats] is verkocht en de man elders in een (huur)woning woont.
De rechtbank zal niet de door de man overgelegde werkgeversverklaring als uitgangspunt gebruiken bij de berekening van de draagkracht van de man. Nu hierin enkel het bruto basissalaris exclusief vakantietoeslag en toeslagen voor overwerk en dergelijke is opgenomen en het jaarinkomen op grond daarvan lager uitvalt dan het jaarinkomen dat volgt uit de door de man overgelegde salarisspecificaties van juni en juli 2018, zal de rechtbank voormelde salarisspecificaties als uitgangspunt nemen. Hieruit blijkt dat de man een fiscaal jaarinkomen heeft van € 108.282,- bruto. De rechtbank gaat ervan uit dat de man in 2019 een soortgelijk inkomen uit arbeid ontvangt.
De rechtbank berekent het netto besteedbaar inkomen van de man op € 5.158,- per maand.
De rechtbank neemt de volgende niet betwiste maandelijkse lasten in aanmerking:
  • ziektekostenverzekering € 179,85
  • verplicht eigen risico € 32,-
  • vrijwillig eigen risico € 8,-.
De vrouw heeft de volgende opgevoerde maandelijkse lasten betwist:
  • kale huurlast € 1.500,-
  • kosten woning in Zweden € 526,-
  • lening auto € 943,-.
Kale huurlast
De rechtbank zal in haar berekening rekening houden met de door de man gestelde huurlast.
Nu de voormalige echtelijke woning in [woonplaats] – waar de man op dit moment nog woont – zal worden verkocht, moet de man op zoek naar een andere woning. Daar zijn kosten aan verbonden. De rechtbank vindt het mede gelet op het inkomen van de man niet onredelijk om hierbij rekening te houden met een (toekomstige) kale huurlast van € 1.500,- per maand.
Kosten woning in Zweden
De rechtbank is van oordeel dat de man de kosten die hij maakt voor de woning in Zweden uit zijn draagkrachtvrije ruimte moet betalen. Nu het de vrije keuze van de man is om de (vakantie)woning in Zweden niet te verkopen maar te behouden, is het naar het oordeel van de rechtbank redelijk dat de man na de echtscheiding de kosten die hieraan verbonden zijn voor zijn eigen rekening neemt. De rechtbank zal dus – zoals tijdens de zitting al aangegeven – in haar berekening geen rekening houden met het door de man gestelde bedrag van € 526,- per maand.
Lening auto
De rechtbank zal – onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en hetgeen hierover in het Tremarapport is opgenomen – tot en met december 2020 rekening houden met de aflossing van de leningen (bij BMW Financial Services en bij de broer van de man) die de man is aangegaan voor de aanschaf van zijn BMW. De rechtbank gaat er gelet op het bepaalde in de leningsovereenkomsten vanuit dat de man zowel de schuld bij BMW Financial Services als de schuld aan zijn broer uiterlijk eind 2020 heeft afgelost. De rechtbank zal dan ook twee berekeningen maken; een berekening waarin rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat de man deze schulden vanuit zijn inkomen moet aflossen en een berekening uitgaande van de situatie dat de schulden zijn afgelost en met die verplichting dus geen rekening meer wordt gehouden.
De rechtbank zal voorts het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel van de premie ZVW van € 35,- per maand en een ‘gemiddelde basishuur’ van € 226,- per maand in mindering op respectievelijk de ziekte- en de woonkosten brengen.
Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 1.026,- per maand en een draagkrachtpercentage van 60%.
Gezien het voorgaande en gelet op de fiscale gevolgen laat de huidige draagkracht van de man ruimte tot het vaststellen van een partneralimentatie van € 2.151,- bruto per maand. Nu de man ter zitting heeft aangeboden bereid te zijn in ieder geval € 2.372,- per maand te betalen, zal van dat bedrag worden uitgegaan. Vanaf het moment dat de man de schulden die hij heeft gemaakt in verband met de aanschaf van zijn BMW heeft afgelost, laat de draagkracht van de man ruimte tot het vaststellen van een partneralimentatie van € 3.322,- per maand.
Jusvergelijking
De rechtbank heeft door het maken van een jusvergelijking bekeken of door de betaling van de partneralimentatie de vrouw uiteindelijk niet meer vrije bestedingsruimte zal overhouden dan de man. De rechtbank komt tot het oordeel dat bij een betaling van een bruto partneralimentatie door de man van € 3.322,- per maand – waartoe de man de draagkracht heeft – de vrouw geen grotere vrije bestedingsruimte zal hebben dan de man. De rechtbank acht deze uitkering(en) tot levensonderhoud aan de vrouw dan ook redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
Ingangsdatum
De rechtbank merkt ten aanzien van de ingangsdatum op dat op grond van artikel 1:157 BW de verplichting tot het verschaffen van een uitkering tot levensonderhoud niet eerder intreedt dan op de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
Conclusie
De rechtbank zal gelet op het voorgaande bepalen dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand tot 1 januari 2021 een bedrag van € 2.372,- bruto per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan de vrouw zal voldoen en vanaf 1 januari 2021 een bedrag van € 3.322,- bruto per maand. Het meer of anders verzochte ten aanzien van de partneralimentatie zal de rechtbank afwijzen.
Aanhechten berekeningen
De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Verdeling
Inhoudelijke beoordeling
Nu partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, moet worden aangenomen dat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat de ontbonden huwelijksgemeenschap bij helfte tussen hen wordt verdeeld (artikel 1:100 BW, zoals dat gold tot 1 januari 2018).
Peildatum
De rechtbank overweegt dat voor de omvang en de samenstelling van de gemeenschap als peildatum 18 mei 2018, de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, geldt. Voor de waardering geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang
De man en de vrouw hebben de volgende vermogensbestanddelen opgevoerd:
woning aan de [adres] ( [postcode] te [woonplaats] ;
woning [adres woning] , [plaatsnaam woning] , Zweden;
koopsompolissen ABN AMRO;
beleggingsverzekering Aegon;
bankrekeningen;
inboedel in [woonplaats] en Zweden;
BMW 3 serie Sport Touring 320i;
Jeep Cherokee 24i 5-sp;
Toyota Hilux;
quad;
aandelen [naam BV 1] B.V.;
aandelen [naam BV 2] B.V.;
Webshop [naam webwinkel] ;
voorraad webshop;
domeinnamen;
eventuele belastingteruggave.
Hiernaast hebben zij gesteld dat de volgende schulden in de gemeenschap vallen:
lening BMW Financial Services;
lening bij de broer van de man;
schuld van de vrouw aan [naam BV 2] B.V.;
schuld van de vrouw aan [naam BV 1] B.V.;
eventuele belastingaanslag.
De woning in [woonplaats]
Partijen zijn het erover eens dat de woning aan de [adres] zal worden verkocht. Zij zullen [bedrijfsnaam] Makelaars gezamenlijk de opdracht geven tot verkoop van deze woning. Bij verkoop en levering aan een derde zijn de man en de vrouw beiden gerechtigd tot de helft van de verkoopopbrengst (minus de kosten). De rechtbank zal conform het voorgaande beslissen.
De woning – inclusief inboedel, quad en Toyota Hilux en overige bijbehorende roerende zaken – in Zweden
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat de woning in Zweden – inclusief de inboedel, de quad en de Toyota Hilux en overige bijbehorende roerende zaken – aan de man wordt toegedeeld. De man zal daarvoor, direct nadat de woning in Den Haag is verkocht en geleverd aan een derde een bedrag van € 95.000,- aan de vrouw betalen. De rechtbank zal conform deze afspraken beslissen.
Koopsompolissen ABN AMRO
De man en de vrouw hebben allebei een koopsompolis bij ABN AMRO. Zij hebben tijdens de zitting afspraken gemaakt over de verdeling van deze koopsompolissen. De rechtbank zal – conform deze afspraken – als volgt beslissen. De koopsompolis ten name van de vrouw (polisnummer [nr. 2] ) wordt toegedeeld aan de vrouw en de koopsompolis ten name van de man (polisnummer onbekend) wordt toegedeeld aan de man. De waarde per peildatum van beide koopsompolissen zullen partijen bij helfte delen. De man zal de vrouw nog inzage verschaffen in de waarde van de koopsompolis die op zijn naam staat.
Beleggingsverzekering Aegon
Partijen zijn het erover eens dat de beleggingsverzekering bij Aegon ten name van de vrouw ( [nr. 1] ) aan de vrouw wordt toegedeeld. Zij zijn voorts tijdens de zitting overeengekomen dat van de waarde – rekening houdend met door de vrouw betaalde premie van acht keer €145,-- en een belastinglatentie van 40% – een bedrag van € 11.291,- aan de man toekomt. De rechtbank zal aldus beslissen.
Bankrekeningen
De man en de vrouw hebben de saldi van de bankrekeningen al in onderling overleg verdeeld. Hiernaast hebben zij afgesproken dat ieder de op zijn/haar naam staande bankrekeningen voortzet en dat de gezamenlijke bankrekeningen worden opgeheven. De rechtbank zal deze afspraak opnemen in het dictum.
Inboedel Den Haag
De man en de vrouw hebben tijdens de zitting aangegeven dat zij de inboedel in onderling overleg zullen verdelen. De rechtbank zal dit opnemen in het dictum.
De BMW en de Jeep Cherokee
Partijen zijn het erover eens dat de BMW aan de man wordt toegedeeld en dat de Jeep Cherokee aan de vrouw wordt toegedeeld, waarbij zij de waardes over en weer niet met elkaar zullen verrekenen. De rechtbank zal aldus beslissen.
Aandelen [naam BV 1] B.V. en aandelen [naam BV 2] B.V.
Partijen zijn het erover eens dat zij de vennootschappen [naam BV 1] B.V. en [naam BV 2] B.V. zullen liquideren, ontbinden en uitschrijven uit de Kamer van Koophandel, waarbij hun huidige accountant partijen zal bijstaan en adviseren. De kosten hiervan zullen zij bij helfte delen. Bij de liquidatie zullen partijen eveneens rekening houden met de schulden van de vrouw aan beide B.V.’s die voor 24 april 2018 zijn ontstaan. Deze schulden vallen in de huwelijksgemeenschap en beide partijen dienen de helft van deze schulden op zich te nemen. Indien er na de liquidatie opbrengsten resteren dan komen die aan beide partijen voor de helft toe. De rechtbank zal overeenkomstig deze afspraken beslissen.
Webshop, voorraad webshop en domeinnamen
Tussen partijen is niet in geschil dat de Webshop [naam webwinkel] , de voorraad van de webshop en de domeinnamen (
www. [domeinnaam webwinkel 1] .nl,
www. [domeinnaam webwinkel 1] .com,
www. [domeinnaam webwinkel 1] .se,
www. [domeinnaam webwinkel 2] .nlen
www. [domeinnaam webwinkel 2] .com), zonder verdeling van de eventuele waarde daarvan, aan de vrouw worden toegedeeld. De rechtbank zal aldus beslissen.
Eventuele belastingteruggave en/of belastingaanslag
De rechtbank zal bepalen dat voor zover partijen teruggaven inkomstenbelasting ontvangen die zien op de periode tot 18 mei 2018, deze teruggaven bij helfte moeten worden gedeeld. Voor zover partijen aanslagen inkomstenbelasting ontvangen die zien op deze periode, wordt bepaald dat zij ieder gehouden zijn de helft hiervan voor zijn/haar rekening te nemen.
Lening BMW Financial Services en lening bij de broer van de man
Partijen zijn overeengekomen dat de man de schuld bij BMW Financial Services en de lening bij zijn broer als eigen schulden geheel voor zijn rekening neemt. De rechtbank zal dit vastleggen in het dictum van deze beschikking.
Overige verzoeken
Woning in Zweden
De man heeft in het verweerschrift gesteld dat de kosten verbonden aan de woning in Zweden voor de helft voor rekening van de vrouw dienen te komen. Hij heeft daarom de rechtbank verzocht te bepalen dat de vrouw een nader te bepalen bedrag aan hem dient te voldoen. De rechtbank zal dit verzoek – voor zover dit verzoek thans nog voorligt– afwijzen, nu de man geen concrete opgave heeft gedaan van de betreffende kosten en hij zijn stelling op dit punt dus onvoldoende heeft onderbouwd.
Ziggo en verzekering in [woonplaats]
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij vanaf mei 2017 tot op heden het abonnement bij Ziggo en de premie van de verzekering (ZekerheidsPakket Particulieren) bij Nationale Nederlanden heeft betaald, terwijl de man het exclusieve gebruik van de woning in [woonplaats] heeft (gehad). De vrouw wil dat de man deze kosten – € 112,- per maand – met ingang van juni 2018 aan haar vergoedt. Nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen dit verzoek, zal de rechtbank bepalen dat de man deze kosten van € 112,- per maand met ingang van 1 juni 2018 dient te dragen, zodat hij hetgeen de vrouw in die periode daarvoor heeft betaald aan haar dient te vergoeden.
Pensioenverevening
De rechtbank begrijpt uit het verzoekschrift dat de vrouw wenst dat de rechtbank bepaalt dat de man en de vrouw moeten overgaan tot de wettelijke pensioenverevening. Nu de man geen verweer heeft gevoerd op dit punt, begrijpt de rechtbank hieruit dat de man er geen bezwaar tegen heeft dat partijen zullen overgaan tot pensioenverevening. De rechtbank zal daarom bepalen dat partijen moeten overgaan tot de wettelijke pensioenverevening zoals bepaald in artikel 1:155 BW en in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De rechtbank gaat ervanuit dat partijen hiertoe de relevante gegevens over en weer zullen uitwisselen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw, gehuwd op [huwelijksdatum] 2001 te
[huwelijksplaats] ;
*
bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 januari 2021 aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 2.372,- bruto per maand en vanaf
1 januari 2021 een bedrag van € 3.322,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van de man en de vrouw – onder voorwaarde van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand – het volgende:
1. de woning aan de [adres] ( [postcode] te [woonplaats] dient te worden verkocht en geleverd aan een derde;
partijen zullen [bedrijfsnaam] Makelaars gezamenlijk de opdracht geven tot verkoop van de woning;
partijen zijn beiden gerechtigd tot de helft van de verkoopopbrengst minus de kosten;
2. de woning in Zweden ( [adres woning] Provincie [plaatsnaam woning] ) wordt – inclusief de inboedel, de quad en de Toyota Hilux – aan de man toegedeeld, waarvoor de man, direct nadat de woning in [woonplaats] is verkocht en geleverd aan een derde, een bedrag van € 95.000,- aan de vrouw zal betalen;
3. de koopsompolis bij ABN AMRO ten name van de vrouw (polisnummer [nr. 2] ) wordt toegedeeld aan de vrouw, onder de verplichting om de helft van de waarde per peildatum (18 mei 2018) aan de man te betalen;
4. de koopsompolis bij ABN AMRO ten name van de man (polisnummer onbekend) wordt toegedeeld aan de man, onder de verplichting om – nadat de man de vrouw inzage heeft verschaft in de waarde van deze koopsompolis per peildatum (18 mei 2018) – de helft van de waarde per peildatum aan de vrouw te betalen;
5. de beleggingsverzekering bij Aegon ten name van de vrouw ( [nr. 1] ) wordt aan de vrouw wordt toegedeeld, waarbij de vrouw ter verrekening van de waarde
€ 11.291,- aan de man moet betalen;
6. ieder van partijen zet de op zijn/haar naam staande bankrekeningen voort en de gezamenlijke bankrekeningen worden – voor zover dit nog niet is gebeurd – opgeheven;
7. de inboedel aanwezig in de woning aan de [adres] ( [postcode] te [woonplaats] zullen partijen in onderling overleg delen;
8. de BMW 3 serie Sport Touring 320i ( [kenteken 1] wordt – zonder verrekening van de waarde – aan de man toegedeeld;
9. de Jeep Cherokee 24i 5-sp ( [kenteken 2] wordt – zonder verrekening van de waarde – aan de vrouw toegedeeld;
10. partijen zullen de vennootschappen [naam BV 1] B.V. en [naam BV 2] B.V. liquideren, ontbinden en uitschrijven uit de Kamer van Koophandel, waarbij de huidige accountant partijen zal bijstaan en adviseren;
de kosten zullen partijen bij helfte delen en indien er na de liquidatie opbrengsten resteren, zijn beide partijen hiertoe voor de helft gerechtigd;
11. de Webshop [naam webwinkel] , de voorraad van de webshop en de domeinnamen (
www. [domeinnaam webwinkel 1] .nl,
www. [domeinnaam webwinkel 1] .com,
www. [domeinnaam webwinkel 1] .se,
www. [domeinnaam webwinkel 2] .nlen
www. [domeinnaam webwinkel 2] .com) worden zonder verdeling van de waarde aan de vrouw toegedeeld;
12. partijen dienen de eventuele teruggaven inkomstenbelasting voor zover die zien op de periode tot 18 mei 2018 bij helfte te delen;
13. partijen dienen ten aanzien van eventuele aanslagen inkomstenbelasting voor zover die zien op de periode tot 18 mei 2018 in hun onderlinge verhouding ieder de helft voor zijn/haar rekening te nemen;
14. de man zal – in de onderlinge verhouding en in afwijking van de wettelijke uitgangspunten – conform de afspraken tussen partijen de schuld bij BMW Financial Services en de lening bij zijn broer voor zijn rekening nemen;
*
bepaalt dat de man met ingang van juni 2018 tot het moment dat de woning in Den Haag is verkocht aan een derde de kosten die zien op het Ziggo abonnement en de verzekering (ZekerheidsPakket Particulieren) bij Nationale Nederlanden van € 112,- per maand op zich moet nemen, waarbij geldt dat hetgeen de vrouw in die periode (teveel) betaalt door de man aan de vrouw moet worden vergoed;
*
bepaalt dat de man en de vrouw moeten overgaan tot de wettelijke pensioenverevening zoals bepaald in artikel 1:155 BW en in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.Th.W. van Ravenstein, S.M. Westerhuis-Evers en M.S. Vonck, rechters, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 maart 2019.