ECLI:NL:RBDHA:2019:3297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
nl19.3090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van verantwoordelijkheidsbeginsel Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, van Guinese nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting, waar eiser werd bijgestaan door mr. H.E. Visscher, is de zaak behandeld in combinatie met een andere procedure. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft overwogen dat eerder al in rechte is vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat hij aangifte wil doen van mensenhandel, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen reden is voor de staatssecretaris om de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek over te nemen. Verweerder heeft bovendien gemotiveerd uiteengezet dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië niet aan zijn verplichtingen voldoet, gezien het feit dat Italië is aangesloten bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. J. Loonstra. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.3090
v-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met kenmerk NL19.3091, plaatsgevonden op 14 maart 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. H.E. Visscher, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als telefonische tolk is opgetreden M.J.M. Moure. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is van Guinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Eerder is al in rechte vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser. Daarbij is door de rechtbank overwogen dat de omstandigheid dat eiser zegt aangifte te willen doen van mensenhandel geen grond biedt voor de conclusie dat verweerder de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek zou moeten overnemen.
Voor zover eiser thans nog steeds stelt aangifte te willen doen van mensenhandel heeft verweerder kunnen verwijzen naar de beoordeling in de eerdere procedure.
3. Verder heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat er geen reden bestaat om ten aanzien van Italië niet langer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat, nu Italië is aangesloten bij het EVRM, mag worden aangenomen dat eiser in geval van problemen in Italië kan vragen om bescherming van de autoriteiten aldaar. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Zijn stelling dat de veronderstelde bescherming in Italië een utopie is, is niet onderbouwd.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier, op 14 maart 2019.
Dit proces-verbaal is aan partijen verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van de verzending van het proces-verbaal.