ECLI:NL:RBDHA:2019:3296
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit, genomen op 1 februari 2019, weigerde de aanvraag omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van het asielverzoek. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat Duitsland, op basis van het claimakkoord, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek van eiser had aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Duitsland en zijn bezorgdheid over de behandeling van zijn verzoek niet voldoende waren om aan de verantwoordelijkheid van Duitsland te twijfelen. Eiser werd erop gewezen dat hij eventuele klachten over de behandeling in Duitsland bij de Duitse rechter kan aanvechten.
De rechtbank concludeerde dat er geen medische behandeling was aangetoond die zou verhinderen dat eiser naar Duitsland zou worden overgedragen. Ook werd de stelling van eiser dat hij niet adequaat was gehoord met behulp van een registertolk verworpen, omdat er geen registertolken beschikbaar waren in de Igbo-taal. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zijn motiveringsplicht had nageleefd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter Sinack, in aanwezigheid van griffier Loonstra, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.