Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[gevoegde 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.De vorderingen
4.Het verweer
5.De beoordeling
indien de verpachter aannemelijk maakt dat hij het verpachte duurzaam in gebruik wil nemen en hij het verpachte daartoe dringend nodig heeft. Aan twee voorwaarden dient daarom (cumulatief) voldaan te zijn: (1) de verpachter gaat het gepachte zelf duurzaam in gebruik nemen en (2) hij heeft het gepachte daartoe dringend nodig.
dringendnodig heeft voor eigen gebruik. Daarbij gelden twee overwegingen. In de eerste plaats heeft zij naar het oordeel van de pachtkamer onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat zij voor de uitvoering van haar plannen ook de door [eiseres] gepachte gronden dringend nodig heeft. Immers, uit haar eigen telling (punt 49 van de conclusie van antwoord) blijkt dat binnen landgoed [adres] 55 ha landbouwgrond beschikbaar is. Daarvan is ongeveer 30 ha, dus iets meer dan de helft, verpacht aan [eiseres] . Daarmee resteert nog 25 ha voor eigen gebruik. Op die gronden kan zij haar plannen voor het telen van grove groenten en granen en daarmee dus de realisatie van de oorspronkelijke bestemming van het landgoed inhoud geven. Voor zover haar plannen betrekking hebben op de exploitatie van een (voedsel)bos, al dan niet met het doel het houden van dieren, kunnen de gepachte gronden daar al niet aan bijdragen, omdat die grasland betreffen en niet op korte termijn kunnen worden omgevormd naar bos. In de tweede plaats is de pachtkamer van oordeel dat de plannen van [gedaagde] , hoe lovend wellicht ook met het oog op de na te streven natuur- en cultuurhistorische waarden, niet dringend zijn in de zin dat [gedaagde] het gepachte nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud of dat van haar verwanten te voorzien met een op de landbouw gerichte exploitatie van het gepachte, terwijl dat aspect naar het oordeel van de pachtkamer besloten ligt in de afweging die de rechtbank heeft te maken of een pachtovereenkomst op grond van onderdeel b van lid 1 van artikel 7:370 BW beëindigd zou moeten worden.