ECLI:NL:RBDHA:2019:3288
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiseres eerder in Italië asiel had aangevraagd en Italië had ingestemd met haar terugname. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres. De rechtbank heeft verder gemotiveerd waarom eiseres niet kan worden beschouwd als een kwetsbare asielzoekster die extra garanties nodig heeft voor opvang in Italië. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat zij als alleenstaande vrouw risico loopt op mensenhandel of prostitutie, onvoldoende geacht om aan te nemen dat Italië geen adequate opvang of bescherming kan bieden. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack en is aan partijen toegezonden. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.