ECLI:NL:RBDHA:2019:3209
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van onvoldoende bewijs van verblijf en gezinsleven in België
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Indiase nationaliteit houdende vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij zij stelde dat zij met haar echtgenoot, een EU-onderdaan, ten minste drie maanden in België had gewoond en daar een gezinsleven had opgebouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij daadwerkelijk gedurende de vereiste periode in België heeft verbleven.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder de aanvraag van eiseres op 25 mei 2018 had afgewezen en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 maart 2019 is eiseres verschenen, samen met haar gemachtigde en haar echtgenoot, terwijl de gemachtigde van verweerder afwezig was. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de verblijfsdocumenten en andere bewijsstukken die eiseres had ingediend.
De rechtbank concludeert dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs bieden voor een aaneengesloten verblijf van ten minste drie maanden in België, en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij daar een gezinsleven met haar echtgenoot heeft gehad. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen en dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.