ECLI:NL:RBDHA:2019:3185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
R 17/28
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens ernstige schending van de informatieplicht door de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2019 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar had van januari 2018 tot en met juli 2018 in Spanje verbleven zonder de bewindvoerder in te lichten of toestemming te vragen, wat een ernstige schending van zijn informatieplicht betekende. De rechtbank oordeelde dat dit verblijf in het buitenland de uitvoering van de schuldsaneringsregeling belemmerde, omdat de schuldenaar zich beschikbaar moest houden voor de Nederlandse arbeidsmarkt en onder toezicht van de bewindvoerder moest staan. Bovendien was er het vermoeden dat de schuldenaar extra inkomsten had gegenereerd in Spanje, wat niet was verantwoord. De bewindvoerder had verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet alleen zijn verplichtingen niet nakwam, maar ook trachtte zijn schuldeisers te benadelen door het risico te creëren dat de gemeente de bijstandsuitkering zou terugvorderen. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling beëindigd en het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, met de opdracht om het resterende actief te verdelen onder de crediteuren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Vonnis van 28 maart 2019
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar]
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
schuldenaar.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van schuldenaar is bij vonnis van 26 januari 2017 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. R.G.C. Veneman tot rechter-commissaris. N. Nottroth (HJF Advocaten), kantoorhoudende te Voorburg, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Bij vonnis van 26 april 2018 heeft de rechtbank het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengd met 10 maanden, derhalve tot en met 26 november 2020.
1.3
Op 4 januari 2019 heeft de bewindvoerder opnieuw een verzoek ingediend strekkende tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). De rechter-commissaris heeft te kennen gegeven dit verzoek te ondersteunen.
1.4
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 350 lid 2 Fw heeft de bewindvoerder de rechtbank bij e-mail van 6 maart 2019 geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.5
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019. Bij die gelegenheid zijn zowel schuldenaar als de bewindvoerder verschenen en gehoord.
1.6
De rechtbank heeft hierna vonnis bepaald op heden.

2.Het verzoek en verweer

2.1
De bewindvoerder heeft aan haar verzoek tot beëindiging van de regeling ten grondslag gelegd dat schuldenaar van januari 2018 tot en met juli 2018 bijna onafgebroken in Spanje is verbleven. Schuldenaar heeft de bewindvoerder niet geïnformeerd over dat verblijf in het buitenland en heeft daarmee zijn inlichtingenplicht geschonden, terwijl hij meermalen op de hoogte is gesteld van het feit dat hij niet naar het buitenland mocht vertrekken zonder toestemming van de rechter-commissaris. Bovendien was er het vermoeden dat schuldenaar visactiviteiten in Spanje heeft georganiseerd en daaruit extra inkomsten heeft genoten die hij niet heeft verantwoord. Recentelijk heeft een persoon geïnformeerd over de vistochtjes die schuldenaar zou organiseren in het buitenland nu dit kenbaar was via internet. Daarnaast ontvangt schuldenaar een bijstandsuitkering. Op grond van artikel 13 lid 1 sub e Participatiewet heeft degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland geen recht op bijstand. Schuldenaar heeft vanaf januari 2018 tot en met juni 2018 wel een bijstandsuitkering ontvangen. De kans dat de gemeente aanspraak maakt op het onterecht ontvangen bedrag is aanwezig. In feite is sprake van fraude, omdat schuldenaar ook heeft nagelaten de gemeente te informeren over zijn verblijf in het buienland, aldus de bewindvoerder
2.2
Schuldenaar heeft tijdens ter zitting erkend dat hij van januari 2018 tot juli 2018 in Spanje heeft verbleven en dat hij daarvan de bewindvoerder niet op de hoogte heeft gesteld. Ook heeft schuldenaar erkend dat hij wist dat hij voorafgaand aan een voorgenomen vertrek naar het buitenland toestemming moest vragen aan de bewindvoerder en aan de rechter-commissaris. Schuldenaar betwist dat hij - naast zijn participatiewet uitkering - andere inkomsten heeft genoten in Spanje. De vistochten die hij heeft georganiseerd hebben plaatsgevonden in 2016, voordat hij werd toegelaten tot de WSNP. Hij heeft in Spanje een vrouw ontmoet en de liefde voor haar was sterker dan het besef dat hij de bewindvoerder moest inlichten en om toestemming moest vragen, aldus schuldenaar. Schuldenaar verwacht dat hij binnenkort een schenking ontvangt van zijn ouders van 20.000 euro. Schuldenaar biedt aan dit in de boedel te storten en verzoekt daarom de regeling niet te beëindigen.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 350 Faillissementswet (Fw) kan de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigen op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder. Een beëindiging geschiedt onder meer indien de schuldenaar één of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voorvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de regeling anderszins belemmert of frustreert. Ook kan de regeling worden beëindigd als de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat schuldenaar in ernstige mate zijn informatieplicht heeft veronachtzaamd, door naar het buitenland te vertrekken voor een lange periode zonder toestemming van de bewindvoerder en zonder deze in te lichten. Het verblijf in het buitenland belemmert de goede uitvoering van de regeling omdat schuldenaar ter vervulling van zijn sollicitatieplicht zich beschikbaar moet houden voor de Nederlandse arbeidsmarkt. De uitvoering van de regeling wordt ook belemmerd doordat schuldenaar zich aan het toezicht van de bewindvoerder heeft onttrokken. Het is voor een in Nederland gevestigde bewindvoerder immers praktisch vrijwel onmogelijk om de bewering van derden, dat schuldenaar extra inkomsten heeft, te verifiëren als schuldenaar in het buitenland verblijft.
3.3
Daarnaast heeft schuldenaar door zijn langdurig verblijf in Spanje getracht de schuldeisers te benadelen door het risico over zich af te roepen dat de gemeente de door hem in het jaar 2018 genoten uitkering zal terugvorderen op basis van een besluit tot intrekking op grond van artikel 58 Participatiewet. De reeds aanwezige schuldenlast wordt dan immers sterk verhoogd met de terug te vorderen uitkering zodat de overige schuldeisers worden geconfronteerd met nog minder kans op voldoening van een deel van hun vordering dan nu het geval is.
3.4
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de bewindvoerder dient te worden toegewezen en de onderhavige schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd.
3.5
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en het bedrag van de door deze gemaakte kosten vaststellen. Het is de rechtbank gebleken dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, zodat verificatie van vorderingen en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege blijft.

3.De beslissing:

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar], voornoemd;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.030,76 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) voor zover het boedelactief dit toelaat;
- geeft opdracht aan de bewindvoerder om het resterende actief -na voldoening van het salaris van de bewindvoerder en de kosten- te verdelen onder de crediteuren.
Gewezen door mr. W.J. Don en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2019 in aanwezigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.