Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
onbepaalde tijd.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Eritrese vrouw, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 september 2018, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op basis van nareis werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.E. de Poorte, en de verweerder door mr. C.H.H.P.M. Kelderman. Tijdens de zitting op 15 februari 2019 was ook een referent aanwezig, evenals een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er divergentie bestaat binnen de rechtspraak over de toepassing van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit artikel stelt dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden verleend aan gezinsleden van vreemdelingen die gelijktijdig met hen naar Nederland zijn gekomen of binnen drie maanden zijn nagereisd. De rechtbank oordeelde dat de interpretatie van verweerder, die stelde dat alleen houders van een asielvergunning voor bepaalde tijd onder dit artikel vallen, in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met de wet en vernietigde dit.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.024, en moet het griffierecht van € 170 vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.