ECLI:NL:RBDHA:2019:3157

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
NL19.3095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de asielaanvraag van eiseres, die de Oegandese nationaliteit heeft. Eiseres had op 10 december 2018 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Verweerder stelde dat België verantwoordelijk was voor de asielaanvraag, aangezien eiseres daar eerder, op 16 maart 2011, een asielaanvraag had ingediend. België had op 21 december 2018 ingestemd met de terugname van eiseres.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder en voerde aan dat verweerder op basis van artikel 17 van de Dublinverordening zijn discretionaire bevoegdheid had moeten gebruiken om haar asielaanvraag alsnog in behandeling te nemen. Eiseres vreesde dat zij in België geen opvang zou krijgen, omdat haar eerdere asielaanvraag daar was afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder geen aanleiding had hoeven zien om de aanvraag aan zich te trekken, aangezien België zich had gecommitteerd aan het behandelen van de asielaanvraag van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen concrete aanwijzingen had gepresenteerd die erop wezen dat België in strijd zou handelen met de richtlijn die adequate opvang garandeert. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar langdurige relatie in Nederland en haar sociale netwerk, niet voldoende waren om te concluderen dat de overdracht aan België een onevenredige hardheid zou opleveren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.3095
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.3096, plaatsgevonden op 21 maart 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Totosashvili. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Oegandese nationaliteit te hebben. Zij heeft op 10 december 2018 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat België verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres omdat zij op 16 maart 2011 daar een asielaanvraag heeft gedaan. Desgevraagd heeft België op 21 december 2018 ingestemd met de terugname van eiseres.
3. Eiseres stelt dat verweerder op basis van artikel 17 van de Dublinverordening [1] gebruik had moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheid om haar asielaanvraag alsnog aan zich had te trekken. Eiseres stelt dat ten aanzien van België niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres vreest dat zij in België niet in aanmerking zal komen voor opvang, nu haar asielaanvraag daar is afgewezen. Uit het AIDA rapport België [2] blijkt immers dat opvang bij herhaalde asielaanvragen pas wordt geboden indien is vastgesteld dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
Ten tweede stelt eiseres dat verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken omdat een terugkeer naar België van een onredelijke hardheid getuigt. Eiseres heeft immers in Nederland een langdurige relatie met haar partner, ook beschikt zij in Nederland over een netwerk bij haar kerk en belangenorganisatie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag van eiseres alsnog onverplicht aan zich had moeten trekken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiervoor geen aanleiding heeft hoeven zien.
Middels het claimakkoord hebben de Belgische autoriteiten gegarandeerd het asielverzoek van eiseres in behandeling te nemen. Eiseres heeft geen concrete aanwijzingen naar voren gebracht waaruit de conclusie kan worden getrokken dat België in strijd zou handelen met de richtlijn die haar adequate opvang garandeert. [3] Indien België zich onverhoopt niet zou houden aan zijn verplichtingen, dient eiseres zich hierover te beklagen bij de (hogere) Belgische autoriteiten.
5. Met betrekking tot de gestelde partner van eiseres en het opgebouwde sociale netwerk van eiseres gedurende haar illegaal verblijf in Nederland, heeft verweerder in redelijkheid kunnen stellen dat deze omstandigheden geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan België van een onevenredige hardheid getuigt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Asylum Information Database, Country Report: Belgium, maart 2018
3.Ri 2013/33/EU (de Opvangrichtlijn)