In deze zaak hebben eisers, twee broers en een zus van Syrische nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op 18 augustus 2016 ten behoeve van de eisers, die hun identiteit niet konden aantonen met officiële documenten. De rechtbank heeft op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. drs. E.W.B. van Twist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen afdoende bewijs hebben geleverd voor hun identiteit en familierechtelijke relatie. De staatssecretaris had eerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd, omdat de eisers hun identiteit niet met officiële documenten konden aantonen. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar een ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken, waarin werd gesteld dat de overgelegde documenten slechts indicatief bewijs vormen en niet als substantieel bewijs kunnen worden aangemerkt.
Tijdens de zitting is erkend dat het familieboekje niet meer kan dienen als bewijs van identiteit, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van bewijsnood. De eisers hebben ter onderbouwing van hun identiteit originele uittreksels uit het Syrisch bevolkingsregister overgelegd, maar deze werden door de rechtbank ook niet als substantieel bewijs erkend. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.