ECLI:NL:RBDHA:2019:3147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
09/827097-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging en deelname aan een criminele organisatie; vrijspraak voor criminele organisatie

Op 2 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van diefstallen in vereniging en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte diefstal van mobiele telefoons en een tas, gepleegd in de periode van 30 mei 2017 tot en met 14 december 2017 in 's-Gravenhage. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie mr. B. de Jonge en de raadsman mr. H. Weisfelt betrokken waren. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken die de verdachte in verband brachten met de diefstallen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning door verbalisanten voldoende betrouwbaar was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstallen, maar sprak haar vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 104 dagen, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827097-18
Datum uitspraak: 2 april 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
vestigingsadres: [adres] ,
verblijfsadres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van:
  • 11 april 2018 (pro forma);
  • 17 september 2018 (pro forma);
  • 11 en 12 maart 2019 (inhoudelijk) en
  • 19 maart 2019 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. H. Weisfelt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 30 mei 2017 tot en met 14 december 2017 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer telefoons en/of een tas met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij in of omstreeks 01 januari 2017 tot en met 9 februari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] die deel uitmaakten van de organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- het plegen van diefstallen (310 Sr), en/of
- het witwassen van voorwerpen afkomstig van diefstal (420bis Sr / 420bis.1
Sr), en/of
- het (uit gewoonte) verwerven/overdragen/voorhanden hebben van voorwerpen
afkomstig van diefstal (416 Sr / 417 Sr).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In deze zaak staat het politieonderzoek met de naam ‘Algeiba’ centraal. Vanaf januari 2017 werden er diverse aangiftes gedaan van diefstal van dure mobiele telefoons. Deze telefoons werden door middel van zakkenrollerij weggenomen. Een aantal aangevers verklaarden dat zij zagen dat hun telefoon, kort na de diefstal, uitstraalde op de [adres] in Den Haag. Hierop werd een onderzoek gestart wat heeft geleid tot verdenkingen tegen, voor zover hier relevant, vijf verdachten. In grote lijnen komen de verdenkingen tegen deze personen erop neer dat zij ervan worden verdacht – onder de noemer van verschillende feiten – op enigerlei wijze betrokken te zijn geweest bij de diefstal en handel van de weggenomen mobiele telefoons.
De verdachte is één van de vijf verdachten. Zij wordt – kort en zakelijk weergegeven – verdacht van het medeplegen van twee diefstallen (
feit 1) en deelname aan een criminele organisatie (
feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1 – medeplegen van twee diefstallen
Diefstal 30 mei 2017
Op 30 mei 2017 heeft omstreeks 16:00 uur een diefstal plaatsgevonden, waarbij de telefoon van aangeefster [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) is weggenomen. [aangever 1] heeft verklaard dat zij in de Etos was aan de [adres] te Den Haag. Zij had haar telefoon uit haar handtas gehaald en in haar jaszak gedaan. Toen zij omstreeks 16:10 uur bij de kassa aankwam voelde zij dat haar telefoon niet meer in haar jaszak zat. Zij heeft niet gemerkt dat haar telefoon is weggenomen. [2]
De Etos heeft camerabeelden ter beschikking gesteld, die verbalisant [verbalisant 1] heeft bekeken en waarvan een proces-verbaal van bevindingen is gemaakt. Op de camerabeelden is te zien dat om 16:11:53 uur een eerste vrouw de Etos binnen komt lopen. Om 16:11:56 uur komt een tweede vrouw de Etos binnen lopen. Kort hierna om 16:12:40 uur vindt er overleg plaats tussen de eerste en tweede vrouw. Vervolgens is te zien dat de eerste vrouw om 16:12:43 uur haar rechterhand in de tas of zak van de jas van [aangever 1] steekt. De tweede vrouw kijkt op dat moment toe vanachter een pilaar. Om 16:12:49 uur steekt de eerste vrouw haar hand dieper in de tas of jaszak van [aangever 1] . De tweede vrouw draait zich om en loopt het pad af richting de uitgang. De eerste vrouw pakt vervolgens iets uit de tas of jaszak van [aangever 1] en draait gelijk weg van haar. De eerste vrouw loopt hierna weg in de richting van de uitgang. Om 16:12:55 uur is te zien dat de eerste vrouw onderweg naar de uitgang iets in haar rechterjaszak stopt. Zij verlaat vervolgens om 16:13:01 uur de winkel. Om 16:13:08 uur verlaat de twee vrouw de winkel en loopt in dezelfde richting als de eerste vrouw. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdachte herkend als zijnde de tweede vrouw op de camerabeelden. Hij heeft haar herkend aan de vorm van haar gezicht, onderkin en forse postuur. [4]
De verdachte heeft bij de politie ontkend dat zij betrokken is geweest bij de diefstal. Ter terechtzitting van 11 maart 2019 heeft de verdachte verklaard dat zij niet de persoon is die op de camerabeelden te zien is.
Diefstal 14 december 2017
Op 14 december 2017 heeft omstreeks 17:00 uur een diefstal plaatsgevonden, waarbij de tas van [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) is weggenomen. [aangever 2] heeft verklaard dat zij in de Action was aan de [adres] te Den Haag en dat haar tas met daarin onder andere haar portemonnee aan haar kinderwagen hing. Toen zij omstreeks 17:15 uur wilde afrekenen zag zij dat haar tas weg was. Zij heeft niet gemerkt dat haar tas is weggenomen. [5]
De Action heeft camerabeelden ter beschikking gesteld, die verbalisant [verbalisant 3] heeft bekeken en waarvan een proces-verbaal van bevindingen is gemaakt. Op de camerabeelden zoals gemaakt bij de poortjes is te zien dat om 16:39 uur een mollige vrouw met getinte huidskleur, omschreven als verdachte 1, met een hoofddoek op de winkel binnenkomt. Een jongere vrouw, omschreven als verdachte 2, met een getinte huidskleur, geheel in het donker gekleed en met een hoofddoek op, komt hierna de winkel binnen. Te zien is dat verdachte 1 en 2 zichtbaar contact hebben met elkaar en dat zij zich in de buurt bevinden van een kinderwagen, die toebehoort aan een vrouw met een opvallende bontkraag (de rechtbank begrijpt: [aangever 2] ), waar een zwarte damestas aan hangt. De twee verdachten bewegen zich vervolgens richting de kinderwagen. Op het moment dat de vrouw met de opvallende bontkraag wegloopt om iets in een schap te bekijken, beweegt verdachte 1 zich vlug tussen de vrouw en haar kinderwagen, waarop verdachte 2 razendsnel de zwarte handtas van de kinderwagen afpakt en hierna direct naar de kassa en vervolgens naar de uitgang loopt. Op de camerabeelden zoals gemaakt bij de kassa is te zien dat verdachte 2 om 16:53 uur de gestolen tas bij zich draagt en dat zij haar hoofddoek inmiddels heeft afgedaan. Kort hierna loopt verdachte 1 via dezelfde weg naar buiten. [6]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft de camerabeelden ook bekeken en geverbaliseerd dat hij beide vrouwen herkend als subjecten uit het Algeiba onderzoek. De vrouwen zijn in dit onderzoek in dezelfde samenstelling waargenomen bij meerdere incidenten. De wat oudere vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte 1) herkent hij als zijnde de verdachte. Verbalisant [verbalisant 4] heeft aan [aangever 2] een fotoprint getoond waarop te zien is dat de verdachte (de rechtbank begrijpt: verdachte 2, ook wel de jongere vrouw genoemd) met de tas naar buiten loopt. Hierop hoorde hij [aangever 2] zonder twijfel zeggen dat dit inderdaad haar tas was. Ook hoorde hij [aangever 2] verklaren dat zij absoluut niet de persoon was die met de tas de kassa passeerde. [7]
De verdachte heeft bij de politie ontkend dat zij betrokken is geweest bij de diefstal. Ter terechtzitting van 11 maart 2019 heeft de verdachte verklaard dat zij niet de persoon is die op de camerabeelden te zien is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de eerdergenoemde herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 2] met betrekking tot de diefstal bij de Etos aan de hand van de camerabeelden voldoende specifiek en betrouwbaar om deze voor het bewijs te gebruiken, mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte zowel aan haar gezicht als haar postuur wordt herkend. Datzelfde geldt voor de herkenning door verbalisant [verbalisant 4] met betrekking tot de diefstal bij de Action aan de hand van de camerabeelden. Deze is voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken, mede gelet op de omstandigheid dat verbalisant [verbalisant 4] de verdachte meerdere malen heeft waargenomen tijdens het onderzoek Algeiba en het feit dat de voorzijde van het gezicht van de verdachte vol in beeld is. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen. Daarbij dient nog opgemerkt te worden, dat de verdachte beide keren een zelfde kleur hoofddoek en donkere bril draagt.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank daarom op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen mede in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van [aangever 1] op 30 mei 2017 en de diefstal van de tas met inhoud van [aangever 2] op 14 december 2017.
Medeplegen
Gelet op de gedragingen van beide verdachten op de camerabeelden van zowel de Etos als de Action, zoals hiervoor beschreven, is de rechtbank van oordeel dat bij deze diefstallen telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de jongere vrouw, zodat het onderdeel medeplegen eveneens wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2 - criminele organisatie
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
zij in de periode van 30 mei 2017 tot en met 14 december 2017 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon en/of een tas met inhoud, dat geheel toebehoorde, aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan de verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft hij allereerst aangevoerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet meer in Nederland zal gaan wonen. Zij zal in Bulgarije blijven wonen om daar haar oude dag door te kunnen brengen met haar kleinkinderen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee diefstallen. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend gedacht aan haar eigen (financiële) behoefte en zich er niet om bekommerd dat zij door haar handelswijze de benadeelden schade en overlast heeft berokkend. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 5 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten. Dit heeft haar er echter niet van weerhouden om zich nu weer schuldig te maken aan twee diefstallen in vereniging. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat in het bijzonder acht geslagen op de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dat in de onderhavige zaak van toepassing is. Uit dit artikel volgt dat rekening dient te worden gehouden met een veroordeling die heeft plaatsgevonden nadat de verdachte de onderhavige feiten pleegde, zodat de verdachte geen hogere straf opgelegd krijgt dan wanneer alle feiten tezamen zouden zijn afgedaan. Dit betekent dat de rechtbank de hierna aan de verdachte op te leggen straf zal matigen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De inhoud van de vorderingen
[aangever 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding van € 720,00.
[aangever 4] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding van € 1.002,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opgemerkt dat hoewel de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 3] en [aangever 4] onder het parketnummer van de verdachte zijn gevoegd, deze vorderingen dienen te worden behandeld onder een andere verdachte uit het onderzoek Algeiba, omdat de feiten die aanleiding hebben gegeven tot deze vordering, niet aan verdachte zijn tenlastegelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich over de vordering van de benadeelde partijen niet uitgelaten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering, aangezien aan de benadeelde partijen niet rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich over het beslag niet expliciet uitgelaten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 19 genummerde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal in vereniging, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
104 (HONDERDVIER) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan de op de beslaglijst onder 1 tot en met 19 genummerde voorwerpen, te weten:
Geld Euro 550,- euro IBG 09-02-2018;
1 stuk sieraad goudkleurig, katje;
1 stuk sieraad, katje;
1 stuk haarspeld goudkleurig klip met hart;
1 stuk ring met riemmotief;
1 stuk ring goudkleurig met bloemmotief;
2 stuks oorbel met pareltje;
1 stuk armband met balletje en rood koord;
2 stuks oorbel goudkleurig;
1 stuk sleutel kleur zwart van het merk Volkswagen;
1 stuk portemonnee kleur bruin van het merk Burberry, dames;
2 stuks sleutel zilver van een kluis;
1 stuk tas kleur zwart van het merk Michael Kors, dames;
1 stuk heuptas kleur zwart;
1 stuk parfum ETERNITY monsterflesje;
1 stuk haarband kleur: zwart;
1 stuk paperclip kleur: zwart;
1 stuk oplaadapparaat kleur: wit USB kabelen;
1 stuk doek kleur: wit SPECSAVERS brillendoekje;
verklaart de benadeelde partijen
[aangever 3] en [aangever 4]niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
mr. W.G. de Boer, rechter,
mr. J. Montijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Peet, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017032772, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag centrum, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1520).
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 30 mei 2017 blz. 890.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2017, blz. 894 896, met bijlage, blz. 897 - 911.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2018, blz. 921, met bijlage blz. 923 - 924.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] d.d. 14 december 2017, blz. 926 – 928.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2018, blz. 932, met bijlage, blz. 933 - 934.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2018, blz. 929, met bijlage, blz. 930 – 931.