ECLI:NL:RBDHA:2019:3136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
NL19.4233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van dubbele nationaliteit en veilig derde land

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te bezitten, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op basis van het standpunt dat eiser ook de Venezolaanse nationaliteit heeft en derhalve kan terugkeren naar Venezuela, dat als een veilig land wordt beschouwd.

Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij geen Venezolaanse nationaliteit heeft en dat de situatie in Venezuela problematisch is. Tijdens de zitting op 19 maart 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser in het bezit is van een Venezolaans paspoort, mede op basis van objectieve gegevens van de Koninklijke Marechaussee.

De rechtbank concludeert dat eiser niet kan terugkeren naar Syrië, maar dat hij wel kan terugkeren naar Venezuela. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die erop wijzen dat hij in Venezuela vreest voor vervolging of dat hij daar een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding in verband met de onrechtmatigheid van de bewaring afgewezen, met de opmerking dat dit in de bewaringsprocedure behandeld dient te worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. J.Th.A. Bos),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 23 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.4234, plaatsgevonden op 19 maart 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L.B.L. Makadam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Druze-moslim is. De Druzen worden als minderheid in Syrië beschouwd. Eiser heeft verklaard dat de soennieten in de periode na 2010 de Druzen een straf probeerden op te leggen. In 2010 heeft eiser Syrië verlaten en is naar Libanon gegaan. In 2016 is eiser teruggekeerd naar Syrië vanwege gezondheidsklachten van zijn vader. Eiser is na zijn terugkeer gaan werken als vrachtwagenchauffeur en heeft daarbij te maken gekregen met agressieve en discriminerende controles. Eenmaal heeft hij zijn vrachtwagen moeten afstaan. Deze mocht hij drie maanden later ophalen. De vrachtwagen bleek niet meer heel te zijn. Op 25 juli 2018 is het dorp waar eiser verbleef aangevallen door IS. Eiser is samen met zijn familie en dorpsgenoten gevlucht en heeft geprobeerd zoveel mogelijk mensen in verschillende dorpen te waarschuwen voor de IS-aanval. In de correcties en aanvullingen heeft eiser aangevuld dat er ontvoeringen en moorden van Druzen plaats hebben gevonden.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: identiteit, nationaliteit en herkomst.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser in het bezit is van de Venezolaanse nationaliteit. Eiser kan derhalve terugkeren naar een veilig derde land, namelijk Venezuela. Eiser heeft niet aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden in Venezuela.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Ten onrechte heeft verweerder aangenomen dat eiser de Venezolaanse nationaliteit heeft. Met de argumenten die verweerder gebruikt staat geenszins vast dat eiser de Venezolaanse nationaliteit heeft.
De bewijslast ligt volgens eiser bij verweerder. Niet ter discussie staat dat eiser de Syrische nationaliteit heeft. Uit de overgelegde informatie blijkt dat een dubbele nationaliteit feitelijk niet mogelijk is. Moeilijk is dan ook voor te stellen dat eiser aan de Venezolaanse naturalisatievoorwaarden heeft kunnen voldoen. Verder is de situatie in Venezuela dusdanig verslechterd dat verweerder daar rekening mee had moeten houden bij het standpunt dat hij naar Venezuela zou kunnen voor bescherming. Gelet op vorenstaande is ten onrechte een inreisverbod opgelegd. Tot slot heeft eiser om schadevergoeding verzocht, omdat de maatregel van bewaring onrechtmatig was.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
In geschil is of eiser in het bezit is van de Venezolaanse nationaliteit.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de Venezolaanse nationaliteit heeft. Ondanks dat eiser heeft verklaard dat hij met een vals Venezolaans paspoort heeft gereisd, heeft verweerder van belang mogen achten dat aan de hand van de objectieve Advance Passenger Information (
API)gegevens en de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee (KMar) geconcludeerd kan worden dat eiser gebruik heeft gemaakt van een op eigen naam gesteld Venezolaans paspoort. Uit de API gegevens is gebleken dat eiser van dit paspoort gebruik heeft gemaakt tijdens zijn reis vanuit Libanon naar Turkije en vanuit Turkije naar Amsterdam. Eiser heeft met het Venezolaanse paspoort door drie luchthavens gereisd en is daar zonder problemen door de controles gekomen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet gevolgd kan worden dat eiser met een vals paspoort via drie verschillende luchthavens heeft kunnen reizen, zonder dat iemand dit tijdens de controles heeft opgemerkt. De enkele stelling van eiser dat verweerder met het proces-verbaal van de KMar niet heeft aangetoond dat het Venezolaanse paspoort echt is, is onvoldoende om niet uit te gaan van hetgeen de KMar heeft gesteld. Daarbij weegt zwaar dat eiser zich van zijn Venezolaanse paspoort heeft ontdaan, terwijl hij juist daarmee zijn reisroute vanuit Syrië had kunnen bevestigen en had kunnen aantonen dat het paspoort vals was. Deze handeling van verdachte doet daarom sterk afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiser dat hij niet in het bezit is van de Venezolaanse nationaliteit.
Verweerder heeft ter ondersteuning dat eiser de Venezolaanse nationaliteit bezit, niet ten onrechte gewezen op de volgende omstandigheden. Eiser heeft verklaard dat hij familie heeft wonen in Venezuela. Ook heeft eiser Spaanstalige vrienden in Brazilië en staat eiser op social media op foto’s met op de achtergrond Spaanse teksten. Hieruit ontstaat het vermoeden dat eiser in een Spaanstalig land heeft gewoond.
Ten aanzien van de 33 onvertaalde stukken die eiser op 22 februari 2019 heeft overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat eiser zijn hele leven in Syrië en Libanon heeft gewoond, heeft verweerder terecht gesteld dat deze niet op echtheid onderzocht kunnen worden, waardoor aan deze stukken niet de waarde kan worden gehecht die eiser eraan wenst te hechten. Bovendien sluiten deze stukken niet uit dat eiser in het bezit is van een Venezolaans paspoort.
6.3
Het standpunt van eiser dat hij geen Venezolaans paspoort kan hebben, omdat hij niet aan de naturalisatievereisten heeft kunnen voldoen, slaagt niet. Verweerder heeft zich daartoe terecht op het standpunt gesteld dat de naturalisatie, ofwel het toekennen van een Venezolaans paspoort aan eiser, niet van belang is voor de constatering dat eiser op een op eigen naam gesteld authentieke Venezolaanse paspoort heeft gereisd. Bovendien zijn er vermoedens, zoals overwogen onder 6.2, dat eiser in een Spaanstalig land heeft gewoond.
Gelet op voornoemde kan ook de stelling van eiser dat het in Venezuela na de leeftijd van 25 jaar niet meer mogelijk is om een dubbele nationaliteit te hebben, niet slagen. Hierbij is tevens van belang dat het mogelijk is dat eiser eerst in het bezit was van een Venezolaans paspoort alvorens hij een Syrisch paspoort heeft verkregen. Het Syrische paspoort is immers nog geen jaar oud.
6.4
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder er terecht van uitgaat dat eiser in het bezit is van zowel de Syrische als de Venezolaanse nationaliteit. Niet is geschil is dat eiser niet kan terugkeren naar Syrië, gelet op de algemene situatie daar. Wel kan eiser volgens verweerder terug naar Venezuela. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen verweerders conclusie dat hij in Venezuela geen vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag heeft of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
7. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om schadevergoeding in verband met de (gestelde) onrechtmatigheid van de bewaring dient te worden behandeld in de bewaringsprocedure.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.