ECLI:NL:RBDHA:2019:3134
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser, die van Ethiopische nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 maart 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser stelde dat hij na zijn aankomst in Spanje direct naar Duitsland is gereisd, waar hij asiel heeft aangevraagd. Hij betoogde dat Spanje enkel als transitland heeft gediend en dat Duitsland het meest aangewezen land is voor zijn asielaanvraag, gezien zijn vriendin en minderjarige kind daar verblijven.
De rechtbank overwoog dat op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser met een Schengenvisum van Spanje het grondgebied van de EU is binnengekomen en dit visum nog geldig was. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt door rechter E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van griffier M.H. van Limpt.