ECLI:NL:RBDHA:2019:3127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
NL19.4485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Jamaica als veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Jamaicaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser vreesde voor vervolging in Jamaica vanwege gemanipuleerde beelden die hem als homoseksueel zouden afschilderen, terwijl hij dit ontkent. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Jamaica voor hem een onveilig land is, ondanks zijn vrees voor vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Jamaica als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, met uitzondering van LHBT's. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in zijn specifieke geval bescherming nodig heeft, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser inconsistent en niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 22 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.4486, plaatsgevonden op 19 maart 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M.C. Zeevaarder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Jamaicaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1971.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest vermoord te worden als hij terugkeert naar Jamaica, omdat er gemanipuleerde beelden van hem in Jamaica bekend zijn. Op die beelden lijkt het alsof eiser homoseksueel is, terwijl hij dit in werkelijkheid niet is. Voorts heeft eiser verklaard dat hij in 2009 in Jamaica aan de dood is ontsnapt, omdat er drie keer een auto achter hem is aangereden waarin gewapende mensen zaten. Verder heeft eiser verklaard dat hij niet meer op straat wil leven als een dier en wil hij zijn dochters niet meer in Duitsland laten wonen, omdat zij daar verloren zijn als zij geen contact meer hebben met hun vader.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- leefomstandigheden in Europa;
- vrees voor het lot van zijn dochters in Duitsland;
- er zijn beelden van eiser gemanipuleerd waarop hij te zien is als homo. Deze beelden zijn naar Jamaica verstuurd en hierdoor vreest eiser vermoord te worden bij terugkeer.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de verklaringen van eiser omtrent zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, zijn leefomstandigheden in Europa en de vrees voor het lot van zijn dochters in Duitsland geloofwaardig geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser vrees heeft voor vervolging vanwege de verspreide gemanipuleerde beelden. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Jamaica, er aanleiding is om aan te nemen dat Jamaica ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt, indien zich problemen voordoen in Jamaica, dat het voor hem niet mogelijk is om tegen deze problemen de bescherming van de autoriteiten van Jamaica in te roepen.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat Jamaica voor hem geen veilig land is, omdat men hem daar vanwege gemanipuleerde beelden en zijn manier van praten en lopen aanziet voor homoseksueel. Ook wordt eiser in Jamaica geassocieerd met homoseksualiteit, omdat hij als kind misbruikt is. Eiser is geen homoseksueel, maar ervaart wel dezelfde problemen als mensen die dat zijn. Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte in de beoordeling geen rekening heeft gehouden met zijn bekendheid in Jamaica als zanger. Gelet op voornoemde dient verweerder eiser te beoordelen als ware hij homoseksueel. Nu Jamaica voor homoseksuelen geen veilig land is, dient verweerder eiser internationale bescherming te bieden.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Door verweerder is Jamaica als veilig land van herkomst is aangemerkt, met uitzondering van LHBT’s.
6.2
Volgens het beleid dat is neergelegd in paragraaf C2/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is het aan eiser om aannemelijk te maken dat Jamaica in zijn specifieke geval niet als veilig land kan worden beschouwd.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Jamaica voor hem gelet op zijn specifieke individuele omstandigheden niet veilig is. Niet ter discussie staat dat eiser geen homoseksueel is. Eiser stelt echter dat hem in Jamaica homoseksualiteit wordt toegedicht, waardoor hij gevaar loopt. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser zijn vrees voor vervolging vanwege de gemanipuleerde beelden en de hem toegedichte homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser niet weet wat er op de beelden te zien is en wie ze heeft gemaakt en verspreid. Ook heeft eiser nooit gevraagd wat er op de beelden te zien is, wat bevreemding wekt omdat de verspreiding van de beelden ten grondslag ligt aan zijn asielaanvraag. Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard op de vraag of de beelden al dan niet op internet te vinden zijn.
Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij drie keer aan de dood is ontsnapt heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat eiser daarover wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Eiser heeft immers in eerste instantie verklaard dat hij drie keer aan de dood heeft kunnen ontsnappen, omdat de auto’s die hem achtervolgden elke keer tegen een muur aanreden. Vervolgens heeft eiser verklaard dat de politie één keer een achtervolgende auto heeft tegengehouden en een andere keer zou de aanval van de achtervolgende auto niet gelukt zijn, omdat de inzittenden eiser niet konden vinden. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat de gewapende mannen niks tegen eiser hebben gezegd. Aan het vermoeden van eiser dat hij werd aangevallen omdat men denkt dat hij homoseksueel is, kan dan ook niet de waarde worden gehecht die hij hieraan gehecht wenst te zien.
In de omstandigheid dat eiser vanwege zijn manier van lopen en praten in Jamaica als homoseksueel wordt aangezien, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen reden hoeven zien om eiser te beoordelen als ware hij homoseksueel.
6.4
Gelet op het voorgaande heeft verweerder Jamaica terecht aangemerkt als veilig land van herkomst en heeft verweerder terecht overwogen dat eiser bij eventuele problemen bescherming kan inroepen bij de autoriteiten. Verweerder heeft de aanvraag van eiser reeds hierom niet ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
6.5
Voorts heeft verweerder de aanvraag van eiser ook als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 kunnen afwijzen. Eiser heeft verklaard dat hij Nederland begin 2016 is ingereisd. Eiser heeft zich echter pas op 12 januari 2019 tot de autoriteiten gewend om een aanvraag om internationale bescherming in te dienen. De stelling van eiser dat hij veronderstelde dat hij legaal in Nederland verbleef en daarom niet eerder asiel heeft aangevraagd doet niet af aan vorenstaande. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser al sinds maart 2017 wist dat hij illegaal in Nederland verbleef. Toch heeft eiser pas in januari 2019 asiel aangevraagd.
6.6
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 66a, achtste lid, van de Vw neergelegde mogelijkheid om af te zien van het uitvaardigen van een inreisverbod. In het voornemen heeft verweerder (in het kader van de ambtshalve beoordeling om eiser een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM te verlenen) overwogen dat niet is gebleken van een inmenging in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft geen documenten overgelegd die de familieband met de gestelde dochters in Duitsland onderbouwen. Daarbij komt dat eiser al jaren geen contact heeft met de kinderen. Dat eiser wellicht een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het EVRM bij de Duitse autoriteiten kan indienen, doet niet af aan vorenstaande. Overigens kan een inreisverbod worden ingetrokken wanneer zich een grond daarvoor voordoet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.