ECLI:NL:RBDHA:2019:3125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
NL19.2308
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Congolese eiseres wegens onvoldoende aannemelijkheid van identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiseres haar gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst uit Congo niet aannemelijk had gemaakt. De eiseres stelde Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren in 1999. Ze had haar asielaanvraag gebaseerd op het feit dat ze tot de Munyamurenge-Tutsi bevolkingsgroep behoort en vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Congo, na een verkrachting en een bedreiging door een militair.

De rechtbank constateerde echter dat de verklaringen van de eiseres over haar identiteit en herkomst ongeloofwaardig waren. De Koninklijke Marechaussee had vastgesteld dat zij Nederland was binnengekomen op naam van een andere persoon, wat de geloofwaardigheid van haar verhaal ondermijnde. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet in staat was om overtuigend bewijs te leveren van haar identiteit of nationaliteit, en dat de door haar overgelegde documenten, zoals een Congolese verkiezingspas, onvoldoende waren om haar claims te onderbouwen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van de eiseres als kennelijk ongegrond moest worden afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris om een inreisverbod op te leggen voor de duur van twee jaar. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib, in aanwezigheid van griffier M.H. van Limpt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.2308

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

ProcesverloopBij besluit van 31 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.2309, plaatsgevonden op 21 februari 2019. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum ] 1999. Op 11 januari 2019 heeft eiseres aan de grens te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Vervolgens is aan eiseres een maatregel als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat zij tot de Munyamurenge-Tutsi bevolkingsgroep behoort en in Congo (Zuid-Kivu) heeft geleden onder het etnisch geweld. De directe aanleiding voor haar vertrekt uit Congo was een verkrachting, waarna een Mai-Mai militair om haar hand vroeg. Eiseres vreest bij terugkeer te worden gedood door de Mai-Mai.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- nationaliteit, identiteit en herkomst;
- problemen, al dan niet in relatie tot etniciteit.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d en e, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig geacht. Gelet hierop, heeft verweerder het asielrelaas van eiseres niet op geloofwaardigheid getoetst.
5. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij is van oordeel dat ten onrechte wordt getwijfeld aan haar identiteit. De door haar overgelegde originele verkiezingspas bewijst dat zij [A] is, van Congolese nationaliteit. Ook heeft zij de herkomstvragen van verweerder over Congo voldoende beantwoord. Eiseres ontkent dat zij [B] is en dat de Facebookpagina op naam van [B] van haar is. Zij herkent zichzelf ook niet in de foto’s op de Facebookpagina. Verder stelt eiseres dat zij naar waarheid heeft verklaard over haar reisroute en niet heeft gevlogen met Southern Chinese Airlines. Eiseres stelt dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging en dient te worden toegelaten als vluchteling.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de verklaringen van eiseres omtrent haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Daartoe is redengevend dat eiseres Nederland is ingereisd zonder in het bezit te zijn van een geldig reisdocument. Zij heeft verklaard te zijn [A], geboren op [geboortedatum ] 1999, en de Congolese nationaliteit te bezitten. Uit onderzoek van de Koninklijke Marchaussee (KMar) is echter gebleken dat eiseres vanuit Beijing naar Amsterdam is gereisd op naam van [B], geboren op [geboortedatum ] 1995. De enkele stelling van eiseres dat zij niet vanuit China naar Nederland is gevlogen is onvoldoende om niet uit te gaan van hetgeen de KMar heeft gesteld. Het onderzoek van de KMar ziet bovendien bevestiging in de Facebookpagina op naam van [B], die door verweerder is gevonden. De biometrische gelijkenissen tussen de foto’s op het Facebookprofiel en de gelaatsscan die hier te lande bij eiseres is afgenomen is volgens verweerder evident. Ook is bij de vrouw op de Facebookfoto’s een moedervlek boven de rechterkant van de mond zichtbaar, die ook bij eiseres aanwezig is. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte terecht vastgesteld dat het Facebookprofiel van eiseres is.
Eiseres heeft geen officiële identificerende documenten overgelegd waaruit haar gestelde identiteit of nationaliteit blijkt. Verweerder heeft terecht overwogen dat op basis van de overgelegde Congolese verkiezingspas de identiteit en nationaliteit van eiseres onvoldoende kan worden vastgesteld. Daartoe is redengevend dat uit het Algemeen Ambtsbericht Congo van december 2018 blijkt dat kiezerskaarten eenvoudig illegaal te verkrijgen zijn. Aan de waarde van de pas wordt dan ook terecht beperkt gewicht toegekend. Nu de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres niet zijn vastgesteld, zijn aan haar herkomstvragen gesteld. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiseres een groot deel van deze vragen onjuist heeft beantwoord. Zo heeft verweerder het opmerkelijk mogen vinden dat eiseres heeft verklaard dat er géén verharde weg is tussen Kogogo en Gahuna, terwijl uit onderzoek van Team Onderzoek en Expertise land en Taal blijkt dat die er wel is. Ook was eiseres niet in staat vragen omtrent nationale vieringen in Congo juist te beantwoorden. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit opmerkelijk is voor iemand die stelt vanaf haar geboorte in Congo te hebben gewoond. Verder is ook twijfel ontstaan over de gestelde herkomst van eiseres, omdat zij niet in staat was de provincies in Zuid-Kivu te benoemen en wist zij niet wanneer de Congolese verkiezingen in eerste instantie waren. Gezien voorgaande is eiseres er niet in geslaagd om te overtuigen dat zij uit Congo komt. Dat eiseres een aantal vragen wel goed heeft beantwoord maakt dit niet anders, omdat de antwoorden op die vragen eenvoudig middels onderzoek kunnen worden opgedaan en reeds bekend kunnen zijn bij inwoners van buurlanden Rwanda of Burundi.
6.2
Nu eiseres haar gestelde identiteit en nationaliteit alsmede haar herkomst uit Congo niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder terecht niet getoetst of zij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag moet worden aangemerkt dan wel een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt bij terugkeer naar haar gestelde land van herkomst. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
7. Verweerder heeft de aanvraag, gelet op hetgeen hiervoor overwogen, terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Hieruit volgt dat verweerder ingevolge artikel 62, tweede lid, onder b, van de Vw bevoegd is aan eiseres een vertrektermijn te onthouden. Dit betekent dat eiseres Nederland onmiddellijk moeten verlaten. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw moet verweerder vervolgens een inreisverbod opleggen. In de door eiseres genoemde persoonlijke omstandigheden heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien af te zien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.