1.1.Op 5 juli 2018 heeft eiser de onderhavige, vierde, asielaanvraag ingediend. Eiser heeft (in tegenstelling tot de vorige aanvragen) aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat hij als jonge jongen in Libië seksueel is misbruikt door een buurjongen. Dit misbruik heeft indirect tot gevolg gehad dat eiser is gaan nadenken over zijn seksuele geaardheid en hij zich thans als biseksuele man identificeert. Uit gevoelens van angst en schaamte heeft eiser hierover in de drie voorafgaande procedures niet durven verklaren. Ook heeft eiser niet eerder verklaard dat hij is ontvoerd en twee dagen is vastgehouden door een groep onbekende mannen, die hem mishandeld en misbruikt hebben.
Eiser heeft verder net als in de vorige procedures naar voren gebracht dat hij deel uitmaakt van de stam Awlad Al Sheikh, die loyaal was aan het bewind van kolonel Gaddafi. In de eerdere procedures zijn ten aanzien hiervan ten onrechte drie aspecten die daarmee verband houden buiten de beoordeling gebleven. Het gaat om de verklaringen van eiser dat zijn opa een bekende dichter van Gaddafi was, hij op een school zat waar de Bataljon Brigade 32 deel van uitmaakte en zijn stamleden en neven lid waren van de bataljons van Gaddafi.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de door eiser gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. Datzelfde geldt voor zijn verklaring dat hij behoort tot een stam, waarvan bekend was dat zij loyaal waren aan het bewind van Gaddafi, en zijn biseksuele geaardheid.
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de biseksuele gerichtheid van eiser geen grond vormt om hem op grond van het behoren tot een sociale groep in aanmerking te brengen voor de vluchtelingenstatus.
Verder zijn zowel leden van aan Gaddafi loyale stammen als Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen en Transgenders (LHBT’s) in het landgebonden beleid aangewezen als risicogroepen. Het behoren tot die risicogroepen betekent volgens verweerder niet dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Daarvoor is immers vereist dat eiser dit met geringe indicaties aannemelijk maakt. Dat is niet gebeurd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder verwezen naar de eerdere procedures, waarin het behoren tot de stam Awlad Al Sheikh al aan de orde is gekomen. Ten aanzien van eisers betoog dat hij biseksueel is, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de ontvoering en het misbruik niet geloofwaardig zijn bevonden en de verklaringen over de gebeurtenissen in zijn jeugd niet tot het Vluchtelingenverdrag herleidbaar zijn.
Vanwege het feit dat eiser biseksueel is, acht verweerder wel aannemelijk dat eiser bij uitzetting naar Libië een reëel risico op ernstige schade loopt. Verlening van een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 blijft echter achterwege omdat eiser is veroordeeld voor een “ernstig misdrijf”, waardoor sprake is van de contra-indicatie ‘openbare orde’.
De door eiser gepleegde misdrijven maken tevens dat hij op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde en zijn aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan de kennelijke ongegrondheid van de aanvraag is tevens het bepaalde in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 ten grondslag gelegd. Eiser heeft een opvolgende aanvraag ingediend die niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d of e, van de Vw 2000 niet-ontvankelijk is verklaard.
Volgens verweerder geldt het terugkeerbesluit van 1 augustus 2013 nog onverkort.
In eisers veroordeling heeft verweerder aanleiding gezien om het bij besluit van 9 november 2015 uitgevaardigde inreisverbod van twee jaar te verhogen naar een inreisverbod van vijf jaar. Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) staat daaraan in de visie van verweerder niet in de weg.
3. Eiser kan zich hier niet in vinden. Kort samengevat heeft hij aangevoerd dat verweerder:
I) hem ten onrechte niet als verdragsvluchteling heeft erkend;
II) bij de hantering van het begrip ‘openbare orde’ ten onrechte niet het Unierechtelijk openbaar orde begrip heeft gebruikt;
III) hem ten onrechte tegenwerpt dat hij een ernstig misdrijf heeft gepleegd;
IV) hem ten onrechte een inreisverbod heeft opgelegd.
De rechtbank zal hieronder puntsgewijs nader ingaan op deze beroepsgronden.
4. De rechtbank overweegt allereerst dat de volgende wettelijke bepalingen een rol spelen.
5. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ingevolge artikel 1 (A), aanhef en onder 2, van het Vluchtelingenverdrag, voor zover thans van belang, wordt onder verdragsvluchteling verstaan: elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedure-richtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d of e, van de Vw 2000 niet-ontvankelijk is verklaard.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedure-richtlijn, indien de vreemdeling op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
I) Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 (verdragsvluchteling)
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte niet als verdragsvluchteling heeft aangemerkt. Hij heeft hieraan – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat verweerder:
A) de gestelde ontvoering en misbruik ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht;
B) hem ten onrechte geen vluchtelingenstatus heeft verleend omdat hij als biseksueel behoort tot een sociale groep die in Libië aan vervolging bloot staat. Dit blijkt uit het Algemeen ambtsbericht Libië van 20 mei 2016, alsmede uit het rapport ‘UNHCR position on returns to Libya (Update II) van september 2018;
C) ten onrechte vindt dat eiser, die vanwege zijn biseksuele geaardheid behoort tot de aangewezen risicogroep LHBT’s, geen geringe indicaties heeft aangedragen met betrekking tot zijn biseksuele gerichtheid (C);
D) ten onrechte vindt dat eiser geen geringe indicaties heeft aangedragen met betrekking tot het behoren tot de, eveneens als risicogroep aangewezen, Awlad Al Sheikh stam.
I A. Geloofwaardigheid ontvoering en misbruik
7. Blijkens het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag van 5 juli 2018 heeft eiser verklaard dat hij in 2011 of 2012 het slachtoffer is geworden van ontvoering en misbruik door een groep onbekende personen. Eiser vermoedt dat dit heeft plaatsgevonden door toedoen van Rabie, door wie hij als jonge jongen seksueel werd misbruikt en met wie hij daarna een seksuele relatie heeft gehad. Eiser werd klemgereden door twee auto’s, zijn auto werd gestolen en eiser werd meegenomen naar een huis in afgelegen gebied. Daar werd hij vastgebonden en gedurende twee dagen, zowel fysiek als seksueel, misbruikt. Gedurende zijn gevangenschap werd eiser als homoseksuele man bejegend.