ECLI:NL:RBDHA:2019:3064
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag met betrekking tot deelname aan vreemdelingenlegioen en risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een procedure over de afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van eiser, die van Egyptische nationaliteit is. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die als kennelijk ongegrond was afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de opvolgende aanvraag van eiser op 29 december 2018 opnieuw afgewezen, ditmaal als niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuwe elementen waren die de aanvraag konden onderbouwen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Tijdens de zitting is eiser bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en heeft hij een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting beoordeeld. Eiser heeft gesteld dat hij risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vanwege zijn deelname aan het Franse vreemdelingenlegioen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat zijn verklaringen over zijn militaire dienstplicht in Egypte niet geloofwaardig zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat eiser bij terugkeer naar Egypte blootgesteld zal worden aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.