ECLI:NL:RBDHA:2019:3062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
NL19.82
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, een alleenstaande man van Soedanese nationaliteit, had op 6 augustus 2018 in Nederland asiel aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser via Italië de Europese Unie is binnengekomen. Nederland heeft een verzoek om overname gedaan aan Italië, dat op basis van het claimakkoord van 11 oktober 2018 heeft gegarandeerd de aanvraag van eiser in behandeling te nemen, conform de Europese asielrichtlijnen.

Tijdens de zitting op 14 februari 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij mogelijk niet op de hoogte was van zijn registratie als meerderjarige in Frankrijk, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich bewust had gepresenteerd als meerderjarige en dat er geen aanleiding was om de zaak aan te houden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.82
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pijnenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.83, plaatsgevonden op 14 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Al Wandawi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is een alleenstaande man die stelt van Soedanese nationaliteit te zijn. Hij heeft op 6 augustus 2018 in Nederland asiel aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag, omdat eiser via dat land de Europese Unie is binnengekomen. Nederland heeft bij Italië een verzoek om overname gedaan. Met het claimakkoord van 11 oktober 2018 hebben de Italiaanse autoriteiten gegarandeerd om eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Dit is de juridische grondslag om aan te nemen dat Italië zich tegenover eiser zal houden aan zijn internationale verplichtingen.
3. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser zich in Frankrijk als meerderjarige heeft gepresenteerd. Italië is hierover geïnformeerd en heeft ingestemd met de overname van eiser. Verder heeft eiser een M-35 formulier getekend waarop staat vermeld dat eiser geboren is op [geboortedatum] . Verweerder heeft gelet hierop geen leeftijdsonderzoek hoeven doen uitvoeren. De stelling in het beroepschrift dat eiser mogelijk niet wist dat hij tekende voor zijn meerderjarigheid, rijmt niet met zijn verklaring ter zitting dat hij vooraf op de aangenomen meerderjarigheid is gewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de zittingsplaats Groningen [1] te volgen en neemt daarbij nog in aanmerking dat moet worden aangenomen dat eiser ten tijde van zijn registratie in Frankrijk al ruim 17 jaar oud was en zich bewust heeft gepresenteerd als meerderjarige. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden zoals door eiser is verzocht.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 14 februari 2019.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Uitspraak van 5 april 2018, NL17.7545