ECLI:NL:RBDHA:2019:3030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
09/842335-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraffen voor wapen- en drugsbezit

Op 28 maart 2019 heeft de Rechtbank Den Haag twee mannen veroordeeld voor het bezit van vuurwapens en drugs, waaronder een automatisch vuurwapen, een pistool en een halve kilo cocaïne. De 44-jarige man bekende dat hij de wapens en drugs in de woning van zijn vriendin had verstopt op verzoek van een ander, een 34-jarige man. De rechtbank kon deze identificatie bevestigen door afgeluisterde gesprekken en telefoongesprekken. Beide mannen kregen gevangenisstraffen, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de combinatie van harddrugs en vuurwapens in overweging nam, wat vaak leidt tot gewelddadige criminaliteit. De 34-jarige man, met een eerdere veroordeling voor vuurwapenbezit, kreeg 30 maanden gevangenisstraf, terwijl de 44-jarige man, die ernstig ziek is, 18 maanden kreeg. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, maar benadrukte de zorgelijke combinatie van wapens en drugs, die een gevaar voor de samenleving vormt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor het bezit, maar dat er sprake was van medeplegen, gezien de betrokkenheid van een derde partij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842335-18
Datum uitspraak: 28 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1974 te [Geboorteplaats] ( [Geboorteland] ),
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [Adres PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 29 januari 2019 (pro forma) en 14 maart 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.P.M.A. Laeyendecker naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te 's-Gravenhage en/of Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een stengun, van een onbekend merk en type, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk: IMI, type: Jericho 941, kaliber: 9x19mm en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk: Browning, type: Buck Mark, kaliber: .22 LR en/of
- 70 stuks pistoolmunitie, kaliber: 9x19mm en/of 1 stuks pistoolmunitie, kaliber: 6.35mm en/of 86 stuks pistoolmunitie, kaliber: .22 LR en/of 39 stuks revolvermunitie, kaliber: .38 special en/of 7 stuks revolvermunitie, kaliber: 357 magnum, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te 's-Gravenhage en/of Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 500 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 11,4 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 19 september 2018 kwam via het Team Criminele Inlichtingen (TCI) via informanten een bericht binnen met als inhoud onder meer dat “ [Bijnaam 2] ” in het bezit was van een vuurwapen en dat hij dat bij de vriendin van “ [Bijnaam 1] ” zou bewaren. Uit onderzoek door de politie rees het vermoeden dat met “ [Bijnaam 2] ” werd bedoeld [Medeverdachte] en met “ [Bijnaam 1] ” [Verdachte] . Na nader onderzoek in hun antecedenten zijn beiden als verdachte aangemerkt. Na de inzet van enkele bijzondere opsporingsmiddelen, zoals het opnemen van telecommunicatie, heeft de politie op 16 oktober 2018 de woning van de (ex-)vriendin van [Verdachte] doorzocht. Daarbij zijn een pistool, een stengun, munitie en drugs aangetroffen. Ook is de woning van [Verdachte] doorzocht, waar een pistool, munitie en drugs zijn aangetroffen.
De verdachte wordt verweten dat hij al dan niet samen met een ander wapens, munitie en drugs voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft de feiten grotendeels bekend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met dien verstande dat de officier ten aanzien van het bezit van de Browning Buck Mark en de MDMA niet uitgaat van medeplegen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen van het ten laste gelegde medeplegen. Daartoe is aangevoerd dat voor zover de verdachte de goederen voorhanden en aanwezig had uit het dossier niet volgt dat een derde (ook) de beschikkingsmacht had over die goederen. De omstandigheid dat een derde wel wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen is daartoe volgens de raadsvrouw ontoereikend, omdat het dossier volgt dat enkel door de wil van de verdachte en diens vriendin de derde toegang kon krijgen tot de goederen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Bewijsmiddelen
[Adres 1] te Den Haag
Op 16 oktober 2018 om 16.56 uur vond er een doorzoeking plaats in een woning aan het [Adres 1] te Den Haag, zijnde de woning van [Naam 1] . In de berging werden zakjes met bruine en wit/beige substanties aangetroffen, in de hal een Albert Heijn tas met zakjes wit poeder, een Minion rugzak met een wit brok en een zakje wit poeder en in een blikkendoos groene pillen en bolletjes bruin poeder. Aan de badkamerdeur bij de slaapkamer werd een nek-/heuptas aangetroffen met daarin een vuurwapen, munitie en een patroonhouder. In de kastenkamer werd een tas met munitie aangetroffen en een zelfgemaakte stengun. [2]
Het vuurwapen dat werd aangetroffen in de nek-/heuptas aan de badkamerdeur bleek te zijn een pistool van fabrikant KBI Inc, merk IMI, model Jericho 941, kaliber 9x19. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie. In het tasje bevonden zich ook 30 kaliber 9mm patronen en 1 kaliber 6.35 patroon. De patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [3]
De stengun uit de kastenkamer was een automatisch vuurwapen met kaliber 9x19mm. Dit is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 2 van de Wet Wapens en munitie. De munitie betrof 37 kaliber 9x19 patronen, 39 .38 special patronen en 7 .357 magnum patronen. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [4]
Het witte brok in de Minion rugzak bleek 500 gram van een substantie bevattende cocaïne te zijn. [5] Diverse van de aangetroffen poeders en pillen bleken MDMA te bevatten. [6]
[Adres 2] te Voorburg
Op 16 oktober 2018 vond er een doorzoeking plaats in een woning aan de [Adres 2] te Voorburg. In een slaapkamer werd een geladen vuurwapen aangetroffen met een gevulde patroonhouder en scherpe munitie. In de woonkamer werd een groot aantal scherpe patronen aangetroffen. [7]
Het vuurwapen bleek een pistool van fabrikant Browning Arms Company, merk Browning, model Buck Mark, kaliber .22 LR. Het wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. Het magazijn was gevuld met 9 patronen. In totaal werden er 86 .22 LR patronen aangetroffen. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [8]
Verklaringen van [Verdachte]
Op 17 oktober 2018 heeft [Verdachte] bij de politie verklaard dat hij woont aan de [Adres 2] te Voorburg. Zijn (ex-)vriendin heet [Naam 1] (de rechtbank begrijpt: [Naam 1] ). Hij heeft verklaard dat hij wapens en drugs in de woning van [Naam 1] bewaarde voor iemand anders. Dat deed hij al ongeveer 3 maanden. [9]
Op 18 oktober 2018 heeft hij verklaard dat de drugs in het Minion tasje, het vuurwapen aan de badkamerdeur en de stengun van die andere persoon waren. Die persoon had hem gevraagd die spullen te bewaren. De pillen en bolletjes bruin poeder waren van [Verdachte] zelf. Het vuurwapen in zijn eigen woning was van hemzelf. Voorts heeft [Verdachte] verklaard dat hij kort na de aanhouding van [Medeverdachte] naar diens vriendin heeft gebeld. [10]
Ter terechtzitting van 14 maart 2019 heeft [Verdachte] verklaard dat hij meermalen aan de derde heeft gevraagd de vuurwapens en de drugs op te halen, wat maar niet gebeurde. Hij had de goederen in de woning van zijn vriendin verstopt omdat hij daar door zijn ziekte vaak verbleef en hoopte dat de derde daar dan de goederen zou komen ophalen. [11]
Oordeel van de rechtbank
Pistool en munitie in de woning aan de [Adres 3]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte een pistool en munitie in zijn woning voorhanden heeft gehad. Zij acht niet bewezen dat hij dit tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan. De verdachte heeft verklaard dat de goederen in zijn woning alleen van hem waren, terwijl het dossier geen aanwijzingen bevat voor het tegendeel.
Pistool, stengun, munitie en cocaïne in de woning aan het [Adres 1]
Uit de verklaringen van [Verdachte] blijkt dat hij voor een derde op diens verzoek wapens, munitie en cocaïne in de woning van zijn (ex-)vriendin bewaarde, en dat hij wilde dat die derde die goederen daar kwam ophalen. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de beschikkingsmacht over die goederen niet alleen lag bij de verdachte, maar ook die bij die derde. Immers had de verdachte die goederen in bewaring op verzoek van die derde, en had die derde dus via de verdachte toegang tot die goederen. Er was daarmee sprake van het in vereniging voorhanden hebben van die wapens en munitie en van het in vereniging aanwezig hebben van die cocaïne.
MDMA
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de in de woning van zijn (ex-)vriendin aangetroffen MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad. Zij acht niet bewezen dat hij dat tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan. Daartoe is redengevend dat de verdachte heeft verklaard dat sommige substanties en pillen die in de woning van zijn (ex-)vriendin zijn aangetroffen van hem waren en andere van een derde. Echter, de processen-verbaal omtrent de identificatie van de drugs zijn te onduidelijk om onderscheid te kunnen maken tussen de goederen die beweerdelijk van de verdachte waren en die volgens hem van die derde waren (uitgezonderd de cocaïne in de Minion rugzak).
Verder is in het dossier sprake van het aantreffen van MDMA in de woning van de verdachte en in de woning van een buurman. Hieromtrent zijn de processen-verbaal te onduidelijk op uit te kunnen opmaken welke drugs waar zijn aangetroffen en welke drugs daadwerkelijk MDMA bevatten.
Voorgaande maakt dat de rechtbank ten aanzien van de MDMA slechts wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte een hoeveelheid daarvan in de woning van zijn (ex-)vriendin opzettelijk aanwezig had.
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, zoals dat onder 3.5 zal worden weergegeven.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 16 oktober 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een stengun, van een onbekend merk en type, kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk: IMI, type: Jericho 941, kaliber: 9x19mm en
-
30stuks pistoolmunitie, kaliber: 9x19mm en 1 stuks pistoolmunitie, kaliber: 6.35mm en 39 stuks revolvermunitie, kaliber: .38 special en 7 stuks revolvermunitie, kaliber: 357 magnum
en
hij op 16 oktober 2018 te Voorburg voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk: Browning, type: Buck Mark, kaliber: .22 LR en
- 86 stuks pistoolmunitie, kaliber: .22 LR;
2.
hij op 16 oktober 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 500 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
hij op 16 oktober 2018 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat de wapens en de drugs nooit door de verdachte op straat zijn meegenomen en binnenshuis werden gehouden, ter bewaring voor een derde. Voorts dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is ongeneeslijk ziek, zijn ziekte maakt dat detentie hem zwaar valt en de medische zorg in de gevangenis is slechter dan de reguliere zorg. De verdachte wil nog zo lang als het kan tijd doorbrengen met zijn zoontje, die ook lijdt onder de afwezigheid van zijn vader. Er is sprake van een lage kans op recidive en de verdachte heeft direct open kaart gespeeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van twee pistolen, een automatisch vuurwapen, bijbehorende munitie, een halve kilo cocaïne en een hoeveelheid MDMA. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten, terwijl harddrugs een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Door zijn handelen heeft de verdachte daaraan bijgedragen. Juist de combinatie van harddrugs en (automatische) vuurwapens acht de rechtbank zorgelijk, omdat die, zo leert de ervaring, lijkt te passen bij drugshandel.
De verdachte heeft verklaard dat hij een van de pistolen, het automatische vuurwapen en de cocaïne op verzoek van een derde heeft verborgen in de woning van zijn (ex-)vriendin, waar ook zijn vijfjarige kind verbleef. De cocaïne zat in een kinderrugzak, die niet dermate hoog verstopt zat dat het kind daar nooit bij zou kunnen komen. Daarmee heeft de verdachte gevaar gecreëerd voor zijn kind.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie op naam van de verdachte van 10 januari 2019, waaruit blijkt dat de recentelijk niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies, d.d. 26 februari 2019, van Reclassering Nederland. Daaruit blijkt dat de kans op recidive laag wordt ingeschat gelet op de gezondheid van de verdachte. De verdachte heeft uitgezaaide longkanker, waardoor zijn levensverwachting niet hoog is. Ook is er sprake van PTSS. De reclassering adviseert een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De daarin vermelde uitgangspunten, bezien tegen de achtergrond van de zorgelijke combinatie van wapens en drugs, geven in beginsel aanleiding tot oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Als strafverminderend neemt de rechtbank evenwel in aanmerking dat de verdachte ernstig ziek is en dat aannemelijk is dat detentie hem daardoor zwaarder valt dan een willekeurige ander. Zij zal mede daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 t/m 3 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 4 t/m 10 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 t/m 3 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst onder 4 t/m 10 genummerde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 t/m 3 genummerde voorwerpen, te weten:
#1: 4 stuks patronen;
#2: 26 stuks patronen;
#3: 39 stuks patronen;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 4 t/m 10 genummerde voorwerpen, te weten:
#4: € 3.500,-;
#5: een kluis;
#6: een GTSTAR telefoontoestel;
#7: een Toshiba computer;
#8: een Toshiba computer;
#9: een Samsung Galaxy J7 telefoon;
#10: een DVD-speler.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal uit onderzoek [Onderzoeksnaam] met het nummer [Nummer] , van de districtsrecherche Den Haag-Zuid:
2.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 35 en 36 (VD1.2).
3.Proces-verbaal, p. 1 t/m 8 (ZD2.1).
4.Proces-verbaal, p. 10 en 113 (ZD2.1).
5.Proces-verbaal, p. 10 (ZD2.2); NFI rapport, p. 22 (ZD2.2).
6.Proces-verbaal, p. 32 t/m 35; NFI rapport, p. 37; NFI rapport, p. 38; NFI rapport, p. 39; NFI rapport, p. 42; NFI rapport, p. 43; NFI rapport, p. 44.
7.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming p. 70 (VD1.2).
8.Proces-verbaal, p. 3 t/m 5 (ZD2.3).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 19 en 21 (VD1.2).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 25 en 26.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2019.