5.3De beoordeling van de tenlastelegging
[Adres 1] te Den Haag
Op 16 oktober 2018 om 16.56 uur vond er een doorzoeking plaats in een woning aan het [Adres 1] te Den Haag, zijnde de woning van [Naam 3] . In de berging werden zakjes met bruine en wit/beige substanties aangetroffen, in de hal werd een Albert Heijn tas aangetroffen met zakjes wit poeder, een Minion rugzak met een wit brok en een zakje wit poeder. Aan de badkamerdeur bij de slaapkamer werd een nek-/heuptas aangetroffen met daarin een vuurwapen, munitie en een patroonhouder. In de kastenkamer werd een tas met munitie aangetroffen en een zelfgemaakte stengun.
Het vuurwapen dat werd aangetroffen in de nek-/heuptas aan de badkamerdeur bleek te zijn een pistool van fabrikant KBI Inc, merk IMI, model Jericho 941, kaliber 9x19. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 1, van de Wet wapens en munitie. In het tasje bevonden zich ook 30 kaliber 9mm patronen en 1 kaliber 6.35 patroon. De patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
De stengun uit de kastenkamer was een automatisch vuurwapen met kaliber 9x19mm. Dit is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 2 van de Wet Wapens en munitie. De munitie betrof 37 kaliber 9x19 patronen, 39 .38 special patronen en 7 .357 magnum patronen. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Het witte brok in de Minion rugzak bleek 500 gram van een substantie bevattende cocaïne te zijn.
[Adres 2] te Den Haag
Op 16 oktober 2018 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in een woning aan de [Adres 2] te Den Haag. In de woning werden twee paspoorten aangetroffen, te weten een Frans paspoort op naam van [Naam 1] en een Nederlands paspoort op naam van [Naam 2] , met documentnummer [Nummer] .Van de diefstal van die paspoorten is op 2 februari 2015 aangifte gedaan door [Naam 2] .
Tapgesprek
Op 16 oktober 2018 heeft er om 17:19 uur een telefoongesprek plaatsgevonden tussen een beller met telefoonnummer [Telefoonnummer 1] (op naam van [Medeverdachte] ) en een ontvanger met telefoonnummer [Telefoonnummer 2] (in gebruik bij [Naam 4] ). Daarin werd gezegd door de beller “
Nu gaat [Bijnaam 1] echt uuuh worden, dat zeg ik ook, ik weet dat uh uh ja toch?”.
Aanhouding [Verdachte]
Op 16 oktober 2018 om 16:20 uur is [Verdachte] aangehouden op het adres [Adres 2] te Den Haag.Om 18.40 uur is ook [Medeverdachte] aangehouden.
Opname vertrouwelijke communicatie (OVC)
In de Penitentiaire Inrichting [Adres PI] , waar [Medeverdachte] gedetineerd is, zijn door de politie heimelijk meerdere gesprekken tussen [Medeverdachte] en zijn bezoek opgenomen,waaronder de volgende:
Gesprek op 22 november 2018 tussen [Medeverdachte] en [Naam 3] :
- [Medeverdachte] zegt dat hij hem niet helpt. Hij had [Medeverdachte] ook kunnen helpen. Hoe hij [Medeverdachte] op dat bureau heeft gezien.
- [Medeverdachte] zegt dat hij hem gezien heeft en dat de bewaarders er gelijk tussen zijn gesprongen en dat zij in alle beperkingen zitten en niet met elkaar in aanraking mogen komen.
- [Medeverdachte] zegt dat hij uit de douche kwam en zijn hoofd naar beneden deed en [Medeverdachte] niet eens aan keek.
Gesprek op 29 november 2018 tussen [Medeverdachte] , [Naam 3] en een NN-man:
[Medeverdachte] : “
Begrijp je wat ik bedoel, kijk ik zie het zo beter is dat eentje gaat zitten dan twee je weet toch [Bijnaam 4] (fonetisch). Dus ik zat te denken, hij heeft ook nog gezeten, laat mij maar en ik ben toch ziek. Ze gaan toch beetje rekening met me houden, dus gaan ze mij misschien eerder naar huis sturen. Zo ging ik denken en de mannen hebben niets bij de man gevonden.”.
[…]
[Medeverdachte] : “
Straks bij de rechtzaak kan je niet iemand straf kan geven alleen door een anonieme tip en je vindt niets bij die man.”
[…]
[Medeverdachte] : “
Want [Bijnaam 1] heeft meer mensen in de problemen gezet”
.
Gesprek op 6 december 2018 tussen [Medeverdachte] , NN-man en NN-vrouw:
[Medeverdachte] : “
Dan wil ik [Bijnaam 5] (fonetsich) daarom moet je [Bijnaam 3] snel laten komen, ik wil tegen [Bijnaam 3] zeggen dat ze jou vijfduizendvijfhonderd (5500) voor de deur moeten geven en elke maand vijftienhonderd (1500) als ze dat niet doen dan ga ik [Bijnaam 3] zeggen. Ik heb twee keuzes, ik zal zijn naam noemen maar dat ga ik niet doen. Als hij een man is wat hij mij heeft aangedaan, als ie een man is, gewoon elke maand vijftienhonderd geven dan klaar.”
Verklaringen van [Medeverdachte]
Op 17 oktober 2018 heeft [Medeverdachte] bij de politie verklaard dat zijn (ex-)vriendin [Naam 3] (de rechtbank begrijpt: [Naam 3] ) heet. Hij heeft verklaard dat hij wapens en drugs in de woning van [Naam 3] bewaarde voor iemand anders. Dat deed hij al ongeveer 3 maanden. Hij vindt dat hij “stom” is geweest om die persoon er niet op te wijzen dat hij het moest komen ophalen.
Op 18 oktober 2018 heeft hij verklaard dat de drugs in het Minion tasje, het vuurwapen aan de badkamerdeur en de stengun van die andere persoon waren. Die persoon had hem gevraagd die spullen te bewaren. De pillen en bolletjes bruin poeder waren van [Medeverdachte] zelf. Voorts heeft [Medeverdachte] verklaard dat hij kort na de aanhouding van [Verdachte] naar diens vriendin heeft gebeld.
Verklaringen van [Verdachte]
Ter terechtzitting van 14 maart 2019 heeft [Verdachte] verklaard dat hij [Medeverdachte] kent en dat ze in dezelfde buurt zijn opgegroeid, dat [Naam 4] zijn vriendin is en “ [Bijnaam 3] ” wordt genoemd, dat hij bij haar verbleef in de woning aan de [Adres 2] , en dat hij ook wel “ [Bijnaam 1] ” wordt genoemd. Voorts heeft hij verklaard dat hij de twee paspoorten die in de woning aan de [Adres 2] zijn aangetroffen, waarschijnlijk van iemand heeft gekregen.
Pistool, stengun, munitie en cocaïne in de woning aan het [Adres 1]
Uit de verklaringen van [Medeverdachte] blijkt dat hij voor een derde op diens verzoek wapens, munitie en cocaïne in de woning van zijn (ex-)vriendin bewaarde, en dat hij wilde dat die derde die goederen daar kwam ophalen. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de beschikkingsmacht over die goederen niet alleen lag bij [Medeverdachte] , maar ook bij die derde. Immers had [Medeverdachte] die goederen in bewaring op verzoek van die derde, en had die derde dus via [Medeverdachte] toegang tot die goederen. Er was daarmee sprake van het in vereniging voorhanden hebben van die wapens en munitie en van het in vereniging aanwezig hebben van die cocaïne.
Was de verdachte de derde?
Uit de hiervoor weergegeven OVC-gesprekken leidt de rechtbank af dat [Medeverdachte] daarin spreekt over iemand door wie hij in de problemen is beland. Oftewel: de derde voor wie hij de wapens, munitie en cocaïne in bewaring had. Over die derde zegt [Medeverdachte] in die gesprekken dat hij hem is tegengekomen toen hij vast zat. Ook zou die derde verwikkeld zijn in een strafzaak op basis van een anonieme tip, en is bij hem niets aangetroffen. Dit past naar het oordeel van de rechtbank bij de verdachte, immers zaten hij en [Medeverdachte] aanvankelijk tegelijk vast op het hoofdbureau van de politie in Den Haag direct na hun aanhouding.Ook is onderhavige strafzaak gestart op basis van (anonieme) TCI-informatie en zijn er door de politie bij de verdachte geen wapens of drugs aangetroffen.
Verder leidt de rechtbank uit de OVC-gesprekken af dat [Medeverdachte] wilde dat die derde de vriendin van [Medeverdachte] maandelijks zou betalen voor het door [Medeverdachte] op zich nemen van de schuld en het ondergaan van een straf. Deze boodschap moest aan “ [Bijnaam 3] ” worden medegedeeld. Ook daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank een verband met de verdachte, omdat zijn vriendin ook wel “ [Bijnaam 3] ” wordt genoemd, welke namen (fonetisch) overeenkomen. Voorts verwijst [Medeverdachte] in de OVC-gesprekken naar “ [Bijnaam 1] ”, wat de bijnaam van de verdachte is.
Tot slot is van belang dat [Medeverdachte] binnen een uur na de aanhouding van de verdachte en binnen een half uur na de doorzoeking van de woning aan het [Adres 1] heeft gebeld naar diens vriendin, waarbij hij de naam “ [Bijnaam 1] ” heeft genoemd.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit al die omstandigheden in onderlinge samenhang bezien dat de verdachte de derde was voor wie [Medeverdachte] de wapens, munitie en cocaïne in bewaring had.
MDMA
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij bezit van MDMA. Daartoe is redengevend dat [Medeverdachte] heeft verklaard dat sommige substanties en pillen die in de woning van zijn (ex-) vriendin zijn aangetroffen van hem waren en andere van een derde. Echter, de processen-verbaal omtrent de identificatie van de drugs zijn te onduidelijk om onderscheid te kunnen maken tussen de goederen die beweerdelijk van [Medeverdachte] waren en die volgens hem van een derde waren (uitgezonderd de cocaïne in de Minion rugzak). Dat maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de goederen die [Medeverdachte] heeft aangewezen als van een derde daadwerkelijk MDMA hebben bevat. Ook andere bewijsmiddelen die kunnen wijzen op betrokkenheid van de verdachte bij bezit van MDMA ontbreken, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Paspoorten
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden dat de paspoorten niet op naam van de verdachte stonden, wat hij moet hebben gezien toen hij ze in handen kreeg, terwijl hij verder niets heeft kunnen verklaren over de verkrijging van die paspoorten, maken dat hij op dat moment moet hebben geweten dat die paspoorten van misdrijf afkomstig waren.
Overige wapens en munitie
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van een Browning pistool en 86 .22 LR patronen munitie. Deze zijn in de woning van [Medeverdachte] aangetroffen, terwijl het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van de verdachte daarbij.
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, zoals dat onder 5.4 zal worden weergegeven.