ECLI:NL:RBDHA:2019:2937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
09/842131-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietpartij zonder bewijs van betrokkenheid

Op 28 maart 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een schietpartij op 2 september 2017 in 's-Gravenhage. De verdachte werd vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat hij de schutter was. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er op de plaats delict meerdere schoten waren gehoord door getuigen, maar er was geen slachtoffer of wapen gevonden. De verdachte had zich pas twee maanden na het incident bij de politie gemeld en verklaarde dat hij had geschoten om een onbekende man af te schrikken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte inconsistent was en niet strookte met de getuigenverklaringen. Er ontbrak bovendien technisch bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte bij de schietpartij kon aantonen. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte de schoten had gelost of een vuurwapen en munitie voorhanden had gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842131-18
Datum uitspraak: 28 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1973 te [Geboorteplaats] ( [Geboorteland] ),
verblijfadres: [Adres] te ( [Postcode] ) [Woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 september 2018 (politierechter) en van 14 maart 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na
wijzigingvan de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2017 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een (vooralsnog) onbekend gebleven (mans)persoon opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes mededaders(s), althans alleen, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, een kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die onbekend gebleven (mans)persoon, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 september 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een (vooralsnog) onbekend gebleven (mans)persoon opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, een kogel(
s) heeft afgevuurd
op ofin de richting van die onbekend gebleven (mans)persoon, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 02 september 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (vooralsnog) onbekend gebleven (mans)persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, een kogel(
s)
op ofin de richting van die onbekend gebleven (mans)persoon afgevuurd;
2.
hij op of omstreeks 02 september 2017 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (.38), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 2 september 2017 heeft op de [Adres] te Den Haag een schietpartij plaatsgevonden waarbij een onbekend gebleven man zou zijn beschoten. Dit feit wordt aan de verdachte ten laste gelegd in de onder 1 genoemde varianten.
Voorts wordt de verdachte onder 2 ten laste gelegd op die dag een vuurwapen en munitie voorhanden te hebben gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van deze feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de verklaring van de verdachte, waarop de verdenking jegens hem grotendeels is gebaseerd, niet voor het bewijs kan worden gebezigd omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het audiobestand van het eerste verhoor is kwijtgeraakt en het verzoek aan de officier van justitie om de verbalisant die dit is kwijtgeraakt te horen daaromtrent is geweigerd. Daardoor is het voor de verdediging niet meer mogelijk om te toetsen hoe de verklaring van de verdachte moet worden geïnterpreteerd en in hoeverre tijdens de vraagstelling sturend is opgetreden.
Subsidiair dient de verklaring van de verdachte als onbetrouwbaar te worden bestempeld omdat deze in het geheel niet strookt met hetgeen de getuigen hebben waargenomen.
Nu aan het bewijsminimum niet is voldaan dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, aldus de raadsman.
De raadsman heeft verzocht om de verbalisant alsnog te doen horen, indien de rechtbank niet tot een vrijspraak komt in raadkamer.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier vast dat er op 2 september 2017 omstreeks 00.15 uur op de [Adres] ter hoogte van nummer [Huisnummer] is geschoten. Diverse getuigen hebben verklaard meerdere schoten te hebben gehoord en daarna twee mannen te hebben gezien waarvan er één een vuurwapen in de hand had. Deze mannen liepen vervolgens naar een auto en reden daarin weg. Door de politie zijn op de betreffende plaats vijf kogelhulzen aangetroffen. Voorts constateert de rechtbank dat er geen wapen is gevonden. Evenmin heeft zich bij de politie of bij een ziekenhuis in de buurt een slachtoffer van deze schietpartij gemeld.
Ruim twee maanden na dit incident heeft de verdachte zich op het politiebureau gemeld.
Hij heeft daar verklaard dat hij op de zojuist genoemde datum en plaats na een woordenwisseling met een onbekende man schoten heeft gelost om hem af te schrikken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte ontkent dat hij iets met de schietpartij te maken heeft, Hij moest zich van een ander op het politiebureau melden als de schutter van de schietpartij. Hij heeft verklaard dat hij niet in kan gaan op details in verband met zijn veiligheid.
Aangezien de verdachte zijn bekentenis bij de politie heeft ingetrokken, ziet de rechtbank zich nu voor de vraag gesteld of de verdachte daadwerkelijk de persoon is geweest die de schoten heeft gelost.
Als mogelijk bewijs daarvoor bevat het dossier de verklaring van de verdachte bij de politie dat hij de schutter is geweest en de verklaringen van getuigen die knallen/schoten hebben gehoord en die twee mannen in een auto hebben zien wegrijden. Van de mannen is een vrij algemeen signalement gegeven. De overeenkomsten tussen de opgegeven signalementen is dat één van de mannen een blauw vest of overhemd droeg en dat de mannen een donkere huidskleur hadden.
Met betrekking tot de verklaring van de verdachte bij de politie is de rechtbank van oordeel dat deze, mede afgezet tegen de verklaringen van de getuigen, op een aantal essentiële punten inconsistenties bevat die de geloofwaardigheid van de verklaring ernstig aantasten. Allereerst heeft de verdachte datum en plaats van de schietpartij niet goed kunnen duiden. Voorts heeft hij aanvankelijk verklaard dat hij alleen was toen hij de onbekende man ontmoette en dat hij ook alleen lopend van de plaats delict is vertrokken. Dit strookt in het geheel niet met hetgeen de getuigen, die de rechtbank objectief acht, daarover hebben verklaard.
Nader (technisch) bewijs waaruit blijkt van betrokkenheid van de verdachte bij de schietpartij, ontbreekt in het dossier.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen dan ook niet buiten gerede twijfel vaststellen dat de verdachte de persoon is geweest die de schoten heeft gelost of dat hij een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad, zodat zij hem van de ten laste gelegde feiten zal vrijspreken.
Gelet op dit oordeel komt de rechtbank niet meer toe aan de bespreking van het verweer ten aanzien van bewijsuitsluiting van de verklaring van de verdachte. Evenmin bestaat aanleiding om te beslissen op het verzoek van de verdediging om de betreffende verbalisant te horen over het zoekgeraakte audiobestand.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Holleman, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. A.C. de Winter, rechter,
in tegenwoordigheid van W.M.W. van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2019.