Op 28 maart 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een schietpartij op 2 september 2017 in 's-Gravenhage. De verdachte werd vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat hij de schutter was. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er op de plaats delict meerdere schoten waren gehoord door getuigen, maar er was geen slachtoffer of wapen gevonden. De verdachte had zich pas twee maanden na het incident bij de politie gemeld en verklaarde dat hij had geschoten om een onbekende man af te schrikken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte inconsistent was en niet strookte met de getuigenverklaringen. Er ontbrak bovendien technisch bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte bij de schietpartij kon aantonen. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte de schoten had gelost of een vuurwapen en munitie voorhanden had gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.