ECLI:NL:RBDHA:2019:2927
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake asielaanvraag van Tadzjikistaanse verzoekster met betrekking tot overdracht aan Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, een Tadzjikistaanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij niet in Nederland mocht blijven terwijl haar beroep werd behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien de verzoekster mogelijk zou worden overgedragen aan Polen, waar zij vreest voor schending van haar rechten.
De rechter heeft de relevante juridische context in overweging genomen, waaronder de zorgen van de Europese Commissie over de rechtsstaat in Polen en eerdere uitspraken die de situatie van asielzoekers in Polen aan de orde stelden. De voorzieningenrechter concludeert dat de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor de beantwoording van de rechtsvraag of Polen kan worden vertrouwd om zijn internationale verplichtingen na te komen. Daarom is de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank voor verdere behandeling.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen, wat betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst en de verzoekster niet mag worden overgedragen aan Polen totdat er een beslissing is genomen op haar beroep. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.A. Buijs, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. Groothedde, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.