ECLI:NL:RBDHA:2019:2915
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toegangsweigering en voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot Schengenvisum
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2019, hebben verzoekers, een echtpaar met een V-nummer, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen toegang tot Nederland te verlenen. Op 11 februari 2019 kregen verzoekers een Schengenvisum type C voor dertig dagen, maar op 9 maart 2019 werd hen de toegang geweigerd op basis van onvoldoende documentatie over het doel en de omstandigheden van hun verblijf. Verzoekers stelden dat zij een hotelreservering voor de eerste twee dagen hadden en dat zij door een kennis in Nederland zouden worden opgehaald. De voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van de toegang geen redelijke kans van slagen had, omdat verzoekers niet konden aantonen dat zij de juiste documentatie hadden over hun verblijf en reisplannen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat verzoekers niet voldoende bewijs hadden geleverd van hun reisdoelen en verblijfsomstandigheden. De uitspraak werd gedaan zonder dat partijen op een zitting verschenen, gezien de spoedeisendheid van de situatie, aangezien verweerder van plan was verzoekers binnen twee dagen uit te zetten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat verzoekers niet in de gelegenheid konden worden gesteld om naar Egypte te reizen, omdat dit aan de verweerder was.