ECLI:NL:RBDHA:2019:2882
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlanderschap op basis van langdurig verblijf in Suriname
In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 maart 2019, is het verzoek van [Y] tot vaststelling van zijn Nederlanderschap afgewezen. Verzoeker, geboren in 1952 te Suriname, had bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen als kind van Nederlandse ouders. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 en de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten (TOS), heeft verzoeker in 1977 besloten terug te keren naar Suriname. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker, door langer dan twee jaar in Suriname te verblijven, op grond van artikel 5, tweede lid, TOS zijn Nederlandse nationaliteit heeft verloren.
De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker, die stelde dat artikel 5, tweede lid, TOS in strijd is met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere verdragen, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de bepalingen van artikel 5, tweede lid, TOS niet in strijd zijn met het verbod van willekeur of discriminatie, omdat deze zijn gebaseerd op neutrale criteria zoals woon- of verblijfplaats. De rechtbank concludeerde dat verzoeker door zijn langdurig verblijf in Suriname en zijn aanvraag voor een Surinaams paspoort blijk heeft gegeven van zijn keuze voor de Surinaamse nationaliteit.
De rechtbank heeft ook de stelling van verzoeker verworpen dat verlies van nationaliteit alleen door tussenkomst van een rechter kan plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat dit zou leiden tot een juridisch onhoudbare situatie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen, waarmee de beslissing van de IND om het verzoek af te wijzen werd bevestigd.