ECLI:NL:RBDHA:2019:2796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
09/842273-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens wapen- en munitiebezit na aantreffen in woning

Op 25 maart 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een 29-jarige man veroordeeld voor het in bezit hebben van een automatisch wapen, meerdere pistolen en munitie. De zaak kwam aan het licht na een melding van de ouders van de verdachte, waarna de politie in zijn woning een Micro Uzi, vijf pistolen en 151 kogelpatronen aantrof. De wapens en munitie waren verborgen in een sporttas in de berging van de woning, die alleen toegankelijk was voor de verdachte en zijn ouders. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van de wapens en beweerde dat deze mogelijk door visite waren achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat een bewoner geacht wordt bekend te zijn met de spullen in zijn woning en dat de verdachte geen redelijke verklaring had gegeven voor zijn onwetendheid. De rechtbank vond het ongeloofwaardig dat visite de wapens zouden hebben achtergelaten zonder deze later op te halen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en moest zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de rapporten van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842273-18
Datum uitspraak: 25 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1989 te [Geboorteplaats] ( [Geboorteland] ),
verblijfadres: [Adres] te [Woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 oktober 2018 (pro forma), 4 januari 2019 (pro forma) en 11 maart 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.S. van der Harg en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M.M.J. Nuijten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juli 2018, in elk geval in of omstreeks de maand juli 2018 te Kwintsheul, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een Micro Uzi, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een of meer pistolen (wapens categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie) en/of munitie, bestaande uit een grote hoeveelheid patronen, zijnde munitie van categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij, samen met een ander, een automatisch wapen, meerdere pistolen en munitie voorhanden heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde medeplegen en tot bewezenverklaring van het overige tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit nu de verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens in zijn woning.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aantreffen wapens
Op 5 juli 2018 heeft de politie een melding ontvangen om naar een woning op het adres [Adres] in Kwintsheul te gaan. De melder (de vader van de verdachte) had aldaar een vuurwapen gevonden. Eenmaal bij de woning aangekomen trof de verbalisant in de berging van deze woning een zwarte zak aan met vuurwapens en lege patroonhouders, apart verpakt in zip-lock zakjes. In een sporttas die zich eveneens in de berging van de woning bevond heeft de verbalisant ook zip-lock zakjes aangetroffen met vuurwapens en munitie van verschillende afmetingen. [2]
Soorten wapens
Een verbalisant van het team Forensische Opsporing heeft de zes aangetroffen wapens veiliggesteld en onderzocht. Hij heeft ten aanzien van de strafbaarstelling in de zin van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM), de wapens als volgt geïdentificeerd:
- een Micro Uzi, zijnde een automatisch vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie II sub 2 van de WWM [3] ;
- een pistool FN, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de WWM [4] ;
- een pistool CZ 75, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de WWM [5] ;
- een pistool CZ 75, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de WWM [6] ;
- een pistool Llama Danton, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de WWM [7] ;
- pistoolonderdelen: kast, slede en patroonmagazijn Smith & Wesson CS9, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de WWM [8] .
Ten aanzien van de aangetroffen munitie is gebleken dat dit in totaal 151 kogelpatronen betroffen, zijnde munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, categorie II en III van de WWM. [9]
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij woont op het adres [Adres] in Kwintsheul en dat hij daar alleen woont. [10] Hij heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de wapens in de berging van zijn woning. Hij heeft verklaard de sporttas met wapens niet eerder gezien te hebben en dat het mogelijk is dat visite de wapens in zijn woning heeft achtergelaten. De verdachte heeft een keer een man en een vrouw na het uitgaan mee naar huis heeft genomen. De verdachte denkt gezien te hebben dat zij sporttassen bij zich hadden. De verdachte heeft nooit meer wat van deze mensen gehoord en kan ook geen personalia van hen verstrekken.
Oordeel van de rechtbank
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van art. 26 van de WWM is volgens vaste jurisprudentie vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het bewijs voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat, behoudens bijzondere feiten en omstandigheden, de bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met de spullen die zich in de woning en daar bijbehorende berging bevinden en geacht wordt daarover te kunnen beschikken. In het geval dat een verdachte stelt niet bekend te zijn met de spullen in zijn woning mag van hem hieromtrent een redelijke verklaring worden gevergd.
Vaststaat dat de verdachte ten tijde van het aantreffen van de wapens en munitie in de woning, de enige bewoner van die woning was. Tegenover de politie heeft de verdachte verklaard dat hij en zijn ouders de enigen zijn die een sleutel van zijn woning hebben en dat de verdachte zelf enkele keren per week in de berging komt. In de berging stonden onder meer een wasmachine, droger, vaatwasser en kapstok. De buitendeur van de berging zat altijd op slot. De verdachte heeft verder verklaard dat hij bijna nooit visite kreeg.
De verdachte heeft op geen enkele wijze concrete en/of verifieerbare feiten en omstandigheden aangevoerd die zijn verklaring, dat hij niets wist van de wapens en munitie in zijn berging, aannemelijk maken. De door de verdachte gegeven verklaring dat andere, onbekend gebleven personen de wapens
mogelijkbij de verdachte hebben achtergelaten levert geen redelijke verklaring op als hiervoor bedoeld, nu dit slechts een mogelijkheid betreft die op geen enkele wijze is onderbouwd. Bovendien acht de rechtbank het door de verdachte geschetste mogelijke scenario, inhoudende dat deze personen zich in het uitgaansleven zouden hebben begeven met een sporttas met wapens en deze tas, al dan niet per ongeluk, zouden achterlaten bij de verdachte om de tas vervolgens niet op te komen halen, hoogst ongeloofwaardig. De rechtbank is bij gebreke van een redelijke verklaring van de verdachte van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de wapens en munitie in de berging van zijn woning en dat hij daarmee genoemde wapens en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank spreekt de verdachte wel vrij van het tenlastegelegde medeplegen, nu niet vast is komen te staan dat de verdachte dit feit tezamen met een ander heeft gepleegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 5 juli 2018 te Kwintsheul een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een Micro Uzi, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en pistolen (wapens categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie) en munitie, bestaande uit een grote hoeveelheid patronen, zijnde munitie van categorie II en III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd, met daarbij een voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft voorgesteld daarbij eventueel een forse taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft in zijn woning een automatisch vuurwapen, pistolen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met munitie is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens kunnen gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten. Het voorhanden hebben daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat in dit geval sprake was van een fors aantal wapens en munitie, waaronder een automatisch vuurwapen, en de verdachte over de aanwezigheid daarvan in zijn woning geen openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte , gedateerd 14 februari 2019. Daaruit volgt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek, d.d. 20 september 2018, opgesteld door [Naam] , GZ-psycholoog. De rapporteur heeft zich onthouden van advies nu de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een e-mail van [Naam] , psychiater, d.d. 9 juli 2018. De psychiater heeft in deze e-mail beschreven dat de weigering van de verdachte tot medewerking aan een psychiatrisch en/of psychologisch consult niet vanuit pathologische overwegingen voort lijkt te komen. De verdachte heeft aan de psychiater weloverwogen kenbaar gemaakt geen behoefte te hebben aan een psychiatrisch consult of PJ-rapportages.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de reclasseringsrapporten d.d. 19 februari 2019, opgesteld door [Naam] , reclasseringswerker en d.d. 9 oktober 2018, opgesteld door [Naam] , reclasseringswerker. De reclassering heeft gerapporteerd dat de verdachte regelmatig verwarring schept door tegenstrijdige uitspraken te doen en sociaal wenselijke antwoorden geeft. De verdachte is volgens de reclassering niet in staat te reflecteren op zijn gedrag. De reclassering is van mening dat verder diagnostisch onderzoek nodig is om een beter beeld van de verdachte te geven. De reclassering adviseert om de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, ook als dit inhoudt meewerken aan aanmelding voor diagnostiek en behandeling. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, indien de rechtbank deze bijzondere voorwaarden oplegt, hieraan zal meewerken.
Tot slot heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen negen maanden gevangenisstraf en het voorhanden hebben van één pistool drie maanden gevangenisstraf geïndiceerd is. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en diens proceshouding geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten.
Alles overwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts ziet de rechtbank in de ernst van het bewezen verklaarde feit en de op te leggen straf aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (hierna: de beslaglijst) worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht tot teruggave van de voorwerpen op de beslaglijst.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 t/m 16 genummerde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14,b, 14c, 14d, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
27 (ZEVENENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, op het in de uitnodigingsbrief genoemde adres, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en/of de voorschriften van of namens deze reclasseringsinstelling, ook als dat inhoudt het deelnemen aan een intake bij een forensische psychiatrische polikliniek en volgen van ambulante behandeling bij de die kliniek, dan wel een soortgelijke behandelinstelling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 t/m 16 genummerde voorwerpen, te weten:
1. telefoontoestel Iphone 8;
2. telefoontoestel zwart Asis;
3. telefoontoestel zwart Alcatel;
4. telefoontoestel zwart Iphone;
5. telefoontoestel zwart Nokia;
6. telefoontoestel zwart Iphone 6s;
7. gegevensdrager Lacie inclusief adapter;
8. gegevensdrager Seagate inclusief adapter;
9. gegevensdrager CD-R recordable;
10. gegevensdrager recordable;
11. gegevensdrager Compact Flash 128 mb;
12. gegevensdrager T-Mobile simaart;
13. navigator TomTom inclusief lader en zuignap;
14. kast Acer Aspire M3641 computerkast;
15. computer Samsung Galaxy Tab A inclusief doos;
16. computer Tungsten Palm.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Hammer, voorzitter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Doornekamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2018179439, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 336).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25-26.
3.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 223-225.
4.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 218-221.
5.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 227-231.
6.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 232-235.
7.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 237-240.
8.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 242-244.
9.Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 245-246. Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 247-248. Proces-verbaal team forensische opsporing, p. 249-250.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 101.