ECLI:NL:RBDHA:2019:2767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
AWB 18 / 7931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld en procesbelang

In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een niet-tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden werd afgewezen. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd ingetrokken na haar scheiding van haar echtgenoot. Eiseres heeft aangevoerd dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld door haar ex-echtgenoot, wat de reden was voor de beëindiging van hun relatie. De rechtbank heeft op 20 maart 2019 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. F.A. van den Berg. De staatssecretaris was niet aanwezig op de zitting.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres procesbelang heeft bij haar beroep, omdat de gevraagde verblijfsvergunning haar een sterker verblijfsrecht zou bieden dan de huidige tijdelijke vergunning. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van huiselijk geweld. De aangiftes en medische verklaringen die zij heeft overgelegd, waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat dit de reden was voor de beëindiging van de relatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij slachtoffer was van huiselijk geweld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/7931
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2019 in de zaak tussen

[naam] , eiseres,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 september 2018 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 20 februari 2019. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Tevens was ter zitting aanwezig R. El Bariri, tolk.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 7 september 2016 heeft zij een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen met het doel ‘verblijf als gezinslid bij [naam 2] ’. Op 13 oktober 2017 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een wijziging van haar verblijfsdoel naar verblijf met als doel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Op 27 juli 2018 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Omdat eiseres inmiddels is gescheiden van echt van de heer [naam 2] , heeft verweerder de verblijfsvergunning voor verblijf bij hem ingetrokken. Het bezwaarschrift dat eiseres tegen de afwijzing van de humanitaire verblijfsvergunning heeft ingediend is ongegrond verklaard in het bestreden besluit. Op 24 oktober 2018 is aan eiseres een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend met het doel ‘verblijf als gezinslid bij de heer [naam 3] ’.
2. Ambtshalve dient de rechtbank te oordelen of eiseres procesbelang heeft bij haar beroep. Eiseres heeft immers al een verblijfsrecht verkregen omdat met ingang van 24 oktober 2018 een tijdelijke verblijfsvergunning aan haar verleend is. De rechtbank dient te beoordelen of eiseres in een materieel betere positie geraakt indien de door haar gevraagde verblijfsvergunning alsnog zou worden verleend. De rechtbank is van oordeel dat eiseres wel procesbelang heeft. De beoogde verblijfsvergunning zou een sterker verblijfsrecht opleveren dan de vergunning die eiseres momenteel heeft. Haar huidige status betreft immers een tijdelijk verblijfsrecht, haar beoogde verblijfsvergunning zou eiseres een niet-tijdelijk verblijfsrecht verschaffen. Daar komt bij dat haar huidige verblijfsrecht afhankelijk is van het blijven voortbestaan van haar relatie met de heer [naam 3] .
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres afgewezen omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gestelde huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, en dat dit heeft geleid tot het verbreken van de relatie met de heer [naam 2] .
4. Eiseres heeft aan haar beroep ten grondslag gelegd dat zij gedurende haar relatie met de heer [naam 2] is opgesloten, geslagen en is achtergelaten in Marokko. Daarnaast werd haar verboden om deel te nemen aan inburgeringsactiviteiten. Dit huiselijk geweld is de reden geweest waarom de relatie met de heer [naam 2] is geëindigd. Nadat zij niet meer met haar voormalige partner samenwoonde, is eiseres door hem lastiggevallen en mishandeld. Eiseres heeft toen tweemaal aangifte tegen hem gedaan bij de politie vanwege stalking en mishandeling.
Eiseres heeft ook medische verklaringen overgelegd die benoemen dat zij het slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en mishandeling. Ten slotte wijst eiseres naar verweerders telefoonnotitie van 4 januari 2018. Uit dit gesprek dat verweerder heeft gehad met een hulpverleenster, een medewerkster van ‘Coach & Care 4 you’, blijkt dat in een voorgaand huwelijk van de heer [naam 2] ook sprake was van huiselijk geweld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. In paragraaf B9/18.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 heeft verweerder uiteengezet wat hij als bewijsmiddelen van huiselijk geweld beschouwt. Deze bewijsmiddelen zijn:
- recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, óf
- een recente verklaring van de politie of het Openbaar Ministerie (OM) dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld,
in combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden;
- de beschikking waaruit blijkt dat het huwelijk door de Nederlandse rechter nietig is verklaard omdat het huwelijk onder dwang is gesloten zoals bedoeld in artikel 1:71 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en de reden is geweest voor de beëindiging van de relatie met de heer [naam 2] . De aangiftes die eiseres heeft overgelegd bevatten enkel verklaringen die eiseres zelf heeft afgelegd bij de politie. Het enkele doen van aangifte is dan ook niet genoeg om tot de conclusie te komen dat huiselijk geweld aannemelijk is geworden. Daar komt bij dat het OM niet voldoende aanwijzingen heeft gevonden om tot vervolging van de heer [naam 2] over te gaan.
De medische verklaring van de GGZ-arts van 17 januari 2018 toont niet aan dat huiselijk geweld gedurende de relatie heeft plaatsgevonden. Uit deze verklaring kan alleen worden afgeleid dat een mishandeling heeft plaatsgevonden, op een moment nadat de relatie al was verbroken. Uit de inlichtingen afkomstig van de huisarts van eiseres blijkt dat zij kampt met depressie, PTSS en paniekstoornissen. Met enkel deze medische gegevens heeft eiseres echter niet aannemelijk gemaakt dat deze klachten zijn veroorzaakt door huiselijk geweld.
7. Verweerder heeft ten slotte terecht gesteld dat niet die waarde kan worden gehecht aan de telefoonnotitie die eiseres wenst te hechten. De conclusie die eiseres aan de telefoonnotitie verbindt is immers enkel gebaseerd op een niet-onderbouwde verklaring van een derde. Zelfs als uit de telefoonnotitie de conclusie kan worden getrokken dat in het vorige huwelijk van de heer [naam 2] huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, betekent dat nog niet dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat haar relatie met de heer [naam 2] is geëindigd vanwege huiselijk geweld.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Mentink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.