ECLI:NL:RBDHA:2019:2767
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld en procesbelang
In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een niet-tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden werd afgewezen. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd ingetrokken na haar scheiding van haar echtgenoot. Eiseres heeft aangevoerd dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld door haar ex-echtgenoot, wat de reden was voor de beëindiging van hun relatie. De rechtbank heeft op 20 maart 2019 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. F.A. van den Berg. De staatssecretaris was niet aanwezig op de zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres procesbelang heeft bij haar beroep, omdat de gevraagde verblijfsvergunning haar een sterker verblijfsrecht zou bieden dan de huidige tijdelijke vergunning. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van huiselijk geweld. De aangiftes en medische verklaringen die zij heeft overgelegd, waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat dit de reden was voor de beëindiging van de relatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij slachtoffer was van huiselijk geweld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.