Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nepalese eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'studie', die met ingang van 30 april 2017 was ingetrokken. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat het niet tijdig zou zijn ingediend. De eiser stelde echter dat hij het primaire besluit niet had ontvangen en dat de verzending niet correct was aangetoond door de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende bewijs had geleverd dat het primaire besluit op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan moet aantonen dat een besluit is verzonden, vooral als het niet aangetekend is verzonden. De rechtbank concludeerde dat de eiser tijdig bezwaar had gemaakt, omdat de bezwaartermijn pas begon te lopen na de daadwerkelijke ontvangst van het primaire besluit. Hierdoor was de verklaring van de staatssecretaris dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, onterecht.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de bezwaarfase opnieuw moest worden geopend, zodat de staatssecretaris het bezwaar inhoudelijk kon behandelen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 1.024,-- werden vastgesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de rechtbank al op het beroep had beslist.