ECLI:NL:RBDHA:2019:2725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
09/837403-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 19 maart 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 november 2018 in 's-Gravenhage een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1982, heeft tijdens een confrontatie met het slachtoffer, [slachtoffer], een mes gebruikt en hem in de wang gesneden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dronken was en dat zijn handelen een reëel risico op dodelijk letsel met zich meebracht. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de poging tot doodslag en wapenbezit. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling voor alcoholproblematiek. Daarnaast is de verdachte schuldig verklaard voor het dragen van een wapen zonder strafoplegging. Het mes dat bij het delict is gebruikt, is verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837403-18
Datum uitspraak: 19 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.M. Shreki naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een dolk en/of mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden in de nek en/of zijn wang en/of zijn gezicht, althans in het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer] en/of met dat voornoemde voorwerp in de richting van de nek van die [slachtoffer] heeft lopen zwaaien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2018 te ’s-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond (met ontsierend litteken) in zijn nek en/of wang en/of gezicht, heeft toegebracht door met een dolk en/of mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal in die nek en/of wang en/of gezicht te steken en/of prikken en/of snijden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2018 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een dolk en/of mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden in de nek en/of zijn wang en/of gezicht, althans in het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2018 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een mes (merk [merknaam] ), in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zij was bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 27 november 2018 werden verbalisanten gestuurd naar de [straatnaam] te Den Haag, alwaar een steekpartij gaande zou zijn. Aldaar troffen zij twee personen aan die in gevecht waren met elkaar. Later bleken dit de verdachte en [slachtoffer] (hierna: de aangever of [slachtoffer] ) te zijn. [slachtoffer] had een snee van ongeveer 3 centimeter aan de rechterzijde van zijn gezicht, waaruit hij bloedde. Ook werd een mes aangetroffen. Zowel [slachtoffer] als de verdachte werden aangehouden. [2]
[slachtoffer] is als verdachte en tevens als aangever gehoord. Hij gaf aan dat hij geconfronteerd werd met de verdachte toen hij aan een vrouw op straat om een aansteker vroeg. De verdachte begon zich ermee te bemoeien en de aangever duwde hem op een gegeven moment weg. Hierop pakte de verdachte een mes uit zijn jaszak en bracht dat in een snelle beweging in de richting van het gezicht van de aangever, waarbij de aangever in zijn wang is gesneden. De aangever had eerst niet door dat hij een wondje had, maar voelde meteen een branderig gevoel bij zijn kin/baard. Hij zag bloed en zag toen dat de verdachte een mes in zijn hand had. [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting over dit incident verklaard dat hij die dag dronken was en dat hij zich inderdaad bemoeide met de aangever toen deze een vrouw om een aansteker vroeg. Toen hij een duw kreeg van de aangever, heeft hij het mes uit zijn jaszak gepakt en heeft hij dit in de richting van het gezicht van de aangever gebracht. Het kan zijn dat hij de aangever daarbij geraakt heeft. [4]
De gebeurtenissen vonden plaats voor café [naam] . Op de camerabeelden gemaakt met een beveiligingscamera van dit café is de confrontatie tussen de aangever en de verdachte te zien. [5] De camerabeelden zijn ook ter terechtzitting bekeken. De camerabeelden bevestigen de verklaringen van de aangever en de verklaring van de verdachte, zoals die hiervoor zijn weergegeven.
Over het bovenstaande, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De verdachte is de persoon geweest die de aangever met een mes in zijn wang heeft gesneden. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen.
Aan de orde is vervolgens de vraag of op grond van de bewijsmiddelen de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, het subsidiair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of de meer subsidiair ten laste gelegde poging daartoe bewezen kan worden verklaard. Daarnaast zal de rechtbank moeten beoordelen of ook feit 2 (wapenbezit) kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat de verdachte met zijn handelen opzet had op de dood van de aangever, door het mes te pakken en met hoge snelheid richting de nek/hals van de aangever te zwaaien, waarna hij de aangever heeft geraakt op een plek dichtbij de halsslagader. Subsidiair heeft de verdachte, aldus de officier van justitie, door zo te handelen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever (in de nabijheid van) die halsslagader zou kunnen raken waardoor de aangever zou kunnen komen te overlijden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het snijden in de wang/het gezicht van de aangever gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte zou vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs - in alle ten laste gelegde varianten - voor wat betreft de overige feitelijke handelingen dienen te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de poging tot doodslag en de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hierop geen opzet heeft gehad en evenmin sprake is geweest van voorwaardelijk opzet zodat de verdachte daarvan zou moeten worden vrijgesproken. Omdat het letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel kan ook het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen. Ten aanzien van de meer subsidiair impliciet ten laste gelegde eenvoudige mishandeling heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de aangever en of dus sprake is van een poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ‘vol’ opzet had op de dood van de aangever. Anders dan de officier van justitie, kan de rechtbank uit het handelen van de verdachte niet zonder meer afleiden dat hij de bedoeling had de aangever dodelijk te verwonden. Dat laat echter onverlet dat sprake kan zijn geweest van voorwaardelijk opzet op de dood. Voor de beoordeling of daarvan sprake was, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende omstandigheden, zoals deze blijken uit de hierboven in de inleiding genoemde en hierna te noemen bewijsmiddelen.
De verdachte was dronken en heeft in reactie op een duw tegen zijn lichaam een mes gepakt en dat in een snelle beweging in de richting van het gezicht van de aangever gebracht en de aangever daarbij in zijn wang geraakt. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de aangever heeft gesneden in de wang op een plek dichtbij de hals, waar zich de halsslagader bevindt. [6] De kans dat hij de wang zou missen, en de aangever in de hals zou raken, was reëel, gelet op de dronkenschap van de verdachte, zijn snelheid van handelen en het feit dat beide betrokkenen niet stilstonden. Dat de verdachte met enige kracht heeft gestoken, leidt de rechtbank af uit de snelheid waarmee de verdachte zijn hand met daarin het mes naar voren heeft gebracht, zoals is te zien op de camerabeelden. [7] Naar algemene ervaringsregels - die dus ook bij de verdachte bekend mogen worden verondersteld - is de kans dat iemand als gevolg van een krachtige messteek in de hals komt te overlijden aanmerkelijk. Dodelijk letsel valt te verwachten. Door in deze omstandigheden de aangever aan te vallen met het mes, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van de aangever heeft aanvaard. Dat de verdachte geen dodelijk letsel heeft veroorzaakt, is niet aan hem te danken. De aangever kon zich nog enigszins afweren en heeft daarmee wellicht voorkomen dat hij (met kracht) in zijn hals is geraakt. De verdachte heeft echter een groot risico genomen en de aangever mag van geluk spreken dat hij ervan af is gekomen met slechts een kleine snijwond in zijn wang. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een poging heeft gedaan de aangever van het leven te beroven door hem met een mes in de wang te snijden.
Feit 2
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de verdachte tijdens een confrontatie met de aangever een mes heeft gebruikt en de aangever hiermee in zijn wang heeft gesneden. De verdachte heeft verklaard dat hij het mesje gebruikt op zijn werk en dat hij op enig moment in de uren voorafgaand aan het incident had gemerkt dat dit nog in zijn jas zat. De rechtbank stelt vast dat de verdachte het mes bij zich had terwijl hij niet aan het werk was en het heeft gebruikt om letsel toe te brengen. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het mes, gelet op de omstandigheden waaronder het is aangetroffen, was bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Omdat het mes, van het merk [merknaam] , niet onder een van de andere categorieën valt, valt het daarmee onder categorie IV onder 7˚ van de Wet Wapens en Munitie. [8]
De rechtbank acht daarom ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 27 november 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes éénmaal heeft gesneden in de wang van
die[slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 27 november 2018 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een mes (merk [merknaam] ), waarvan, gelet op de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat
hetwas bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen, en dat niet onder een van de andere categorieën viel.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van feit 1 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte ook letsel heeft overgehouden als gevolg van eigenrichting door de aangever na het incident. De verdachte heeft daarnaast geen relevante justitiële documentatie en is bereid geweest mee te werken aan de totstandkoming het advies van de reclassering. De verdachte heeft een baan en neemt volledig de verantwoordelijkheid en heeft spijt van zijn daden. Hij heeft het slachtoffer een brief geschreven. De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft in dronken toestand, na een woordenwisseling op straat, met een mes in de wang van het voordien voor hem onbekende slachtoffer gestoken op een plek dichtbij de hals. Door zo te handelen heeft verdachte het leven van het slachtoffer in gevaar gebracht; dat hij niet is komen te overlijden is een omstandigheid die niet aan verdachte is te danken. De verdachte heeft bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Hiertoe zal ook hebben bijgedragen dat de verdachte direct na het incident tot twee keer toe achter het slachtoffer is aangerend met het mes nog in zijn hand. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte zonder noemenswaardige aanleiding dergelijk buitensporig geweld heeft gebruikt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 29 november 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van L.E.E. Ligthart (psycholoog) van 20 januari 2019. De verdachte heeft niet aan het onderzoek van de psycholoog willen meewerken en hierdoor kon niet worden ingeschat of en in hoeverre een eerder bij de verdachte vastgestelde autisme spectrum stoornis en verstandelijke beperking een rol hebben gespeeld. De psycholoog heeft niet kunnen beoordelen of de verdachte ten tijde van het hem ten laste gelegde lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en kan dus geen uitspraken doen over de toerekenbaarheid.
De rechtbank zal de verdachte volledig toerekeningsvatbaar achten, nu zij geen aanwijzingen heeft voor een andersluidend oordeel.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Antes Advies van 14 februari 2019. De reclassering schat het recidiverisico als laag in. De reclassering maakt zich wel zorgen over het alcoholgebruik van de verdachte. Dit heeft volgens de reclassering vermoedelijk een rol gespeeld bij de totstandkoming van dit delict. Als gevolg van overmatig alcoholgebruik heeft de verdachte mogelijk grensoverschrijdend gehandeld en onvoldoende nagedacht over de consequenties van zijn gedrag. Om het recidiverisico te beperken, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij Antes of een soortgelijke zorgverlener om de alcoholproblematiek aan te pakken. Bij de bespreking van het advies met de verdachte, gaf hij aan hiervoor open te staan en mee te willen werken. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat hij zich zal houden aan de voorwaarden en mee wil werken met de begeleiding en behandeling. Ook heeft hij verklaard dat zijn alcoholgebruik een rol heeft gespeeld bij het delict: hij zou naar eigen zeggen anders hebben gehandeld, als hij niet dronken was geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feit, niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het uiteindelijk door de verdachte toegebrachte letsel relatief gering was. Daar staat echter tegenover dat de verdachte een mes heeft gebruikt, op de openbare weg, ten overstaan van omstanders. Dat de aangever na het incident, maar voor de komst van de politie, de verdachte naar de grond heeft gewerkt, ziet de rechtbank - anders dan de raadsvrouw - niet als eigenrichting. Daaraan komt dan ook geen strafmatigende betekenis toe. De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, aanleiding een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan een soortgelijk strafbaar feit schuldig te maken. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde meldplicht en behandelverplichting als bijzondere voorwaarden verbinden, met name vanwege de alcoholproblematiek van de verdachte.
Alles afwegende, komt de rechtbank tot oplegging van de straf die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank is ten aanzien van het dragen van het mes (een overtreding) van oordeel dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

7.De inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde mes kan worden verbeurdverklaard. Dit mes is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehoort en het onder 1 bewezenverklaarde feit met behulp van dit mes is begaan.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank gelasten dat de op de beslaglijst vermelde trui zal worden teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen, te weten de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
26 (zesentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Antes reclassering ( [adres] ) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Antes of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcoholproblematiek, waarbij het innemen van medicijnen en meewerken aan controle onderdeel kunnen zijn van de behandeling;
geeft opdracht aan Antes reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de verdachte ten aanzien van feit 2 geen straf wordt opgelegd;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst vermelde mes en gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst vermelde trui.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2019.
Mr. R.J. Wortelboer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018319677, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 118).
2.Proces-verbaal aanhouding [slachtoffer] , p. 31 en 32, met fotobijlage (p. 33); proces-verbaal van bevindingen, p. 46 en 47, met fotobijlage (p. 54); proces-verbaal aanhouding [verdachte] , p. 9 en 10.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] , p. 91 en 92; proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 93 en 94.
4.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2019.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98 t/m 109.
6.Waarneming van de rechtbank van de foto op pagina 54.
7.Waarneming van de rechtbank van de camerabeelden van café [naam] .
8.Proces-verbaal bevindingen onderzoek mes, p. 73 en 74.