ECLI:NL:RBDHA:2019:2657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
19.112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had verzocht, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 17 januari 2019, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een zitting, aangezien het beroep op 8 maart 2019 al ongegrond was verklaard in een andere zaak met nummer NL19.1119.

De voorzieningenrechter concludeerde dat, gezien de ongegrondverklaring van het beroep, het verzoek om voorlopige voorziening ook als kennelijk ongegrond moest worden afgewezen. Desondanks werd verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan verzoeker, die op € 512 werden vastgesteld. Deze kosten waren gerelateerd aan het indienen van het verzoekschrift. De uitspraak werd openbaar gedaan en digitaal ondertekend, waarbij werd aangegeven dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.1120
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 17 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Gelet op hetgeen hieronder is overwogen, is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 8 maart 2019, met zaaknummer NL19.1119, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening en dient het verzoek te worden afgewezen als kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met het verzoek heeft moeten maken en verwijst daartoe naar voormelde uitspraak in beroep. De kosten stelt de rechtbank vast op € 512 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker, ten bedrage van € 512 (vijfhonderdtwaalf euro), te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.